Hoorcollege 1 - Common factors in psychotherapie Flashcards

1
Q

Behandelingsmethoden in volgorde van oud naar nieuw

A
  1. Klassieke psychoanalyse
  2. Cliënt-gerichte therapie
  3. Emotion Focused Therapy
  4. Gedragstherapie
  5. Cognitieve therapie
  6. Transference-Focused psychotherapy
  7. Cognitieve gedragstherapie
  8. Schematherapie
  9. ACT
  10. EMDR
  11. MBT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 bewegingen van behandelingsmethoden

A
  1. Psychoanalystisch/dynamisch: klassieke psychoanalyse, MBT, TFP
  2. Humanistisch/Cliëntgericht: cliëntgerichte psychotherapie en EFT
  3. Cognitieve gedragstherapie: schematherapie, ACT, cognitieve therapie, gedragstherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gemeenschappelijke factoren

A

Mechanismen die verschillende therapievormen gemeen hebben. Ze helpen begrijpen waarom verschillende therapiemodellen effectief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Contextuele model

A

Drie manieren waarop psychotherapie helend zijn:
- De echte therapeutische relatie
- Verwachtingen
- Specifieke ingrediënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Traject 1: De echte therapeutische relatie (context. model)

A
  • Rollen van therapeut en cliënt
  • Betrouwbaarheid
  • Beschikbaarheid van therapeut
  • Verbale communicatie en NVC
  • Mate van samenwerking
  • Empathie
  • Vasthoudendheid: holding; vermogen van therapeut om met al deze factoren om te gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Traject 2: Verwachtingen (context. model)

A
  • Timing
  • Eerdere ervaringen
  • Overtuigingen over de klachten van de cliënt
  • Overtuigingen over de oplossingen voor de klachten
  • Oplossing verwachtingen:
    1. werkmodel aanreiken aan cliënt
    2. Psycho-educatie over probleem en behandeling
    3. Bevordering van autonomie en zelfwaarde
    4. Bespreek verwachtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Traject 3: Specifieke ingrediënten (context. model)

A

Sommige behandelingen, die met de krachtigste specifieke ingrediënten, zijn effectiever dan andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alliantie

A
  • gemeenschappelijke factor in traject 2 en 3
  • 3 componenten:
    1. de band
    2. de overeenstemming over de doelstellingen van de therapie
    3. de overeenstemming over de taken van de therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Therapeuteffecten

A

Wanneer bepaalde therapeuten consistent betere resultaten behalen met hun patiënten dan andere therapeuten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontmantelingsstudies

A

Een specifiek ingrediënt verwijderen uit een behandeling om te bepalen hoeveel effect de behandeling in totaal heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Compliance

A

de vraag of de behandeling werd gegeven met de noodzakelijke componenten en niet met componenten die er niet bij horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Competentie

A

Geeft aan of de behandelcomponenten professioneel en vaardig werden toegediend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandelingsuitkomsten per gehechtheidsstijl

A
  • Veilige hechting: gemakkelijke vorming van therapeutische alliantie, cliëntgerichte behandeling werkt goed.
  • Angstige/bezorgde hechting: gemakkelijke vorming van therapeutische alliantie, moeite met beëindiging van alliantie en geduld is vereist (terugvallen).
  • Angstige/vermijdelijke hechting: vorming van therapeutische alliantie kost tijd, risico afgewezen te worden, behandeling focust op aanleren van vaardigheden en oplossen van problemen ipv therapeutische relatie
  • Ongeorganiseerde hechting: vereist geduld, therapie duurt lang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Epistemisch vertrouwen

A

Het vermogen om te leren via relatie en hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overdracht / Transference

A

de onderstroom tussen cliënt en therapeut; projectie van gevoelens. Bijv. cliënt herkent de therapeut als zijn afwezige vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tegenoverdracht

A

De therapeut gaat mee in de overdracht.; en gedraagt zich onbewust als de afwezige vader

17
Q

Roos van Leary

A

een interactiemodel dat stelt dat je het gedrag van anderen kunt beheersen door je op een bepaalde manier te gedragen.