Hoofdstuk 9 Flashcards
1
Q
Wat is er aan de hand
A
What’s wrong
2
Q
Zoals
A
As
3
Q
Bultjes
A
Rash
4
Q
Overdag
A
During the day
5
Q
Daarna
A
After that
6
Q
Afgelopen dagen
A
Past/last few
7
Q
Klachten
A
Complaints
8
Q
Jeuken
A
To itch
9
Q
Verschrikkelijk
A
Terribly
10
Q
Sterkte
A
Good luck
11
Q
Bijzonder
A
Special
12
Q
Lijkt op
A
Looks like
13
Q
Ik voel me
A
I feel
14
Q
De schouder
A
Shoulder
15
Q
De pols
A
Wrist