Hoofdstuk 8 - Werkloosheid Flashcards
Krappe arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid is groter dan het aanbod. Bedrijven hebben veel vacatures en er zijn weinig werklozen.
Ruime arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid is kleiner dan het aanbod. Er zijn weinig vacatures en er is (veel) werkloosheid.
Loonstarheid
Lonen blijven op korte termijn gelijk.
Effectieve vraag
Bestedingen door gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland. (EV=C+I+O+(E-M))
Uitbereidingsinvesteringen
Investeringen om nieuwe, vaste kapitaalgoederen aan te schaffen. (Productiecapaciteit wordt groter.)
Vervangingsinvesteringen
Investeringen om bestaande, vaste kapitaalgoederen te vervangen. (Productiecapaciteit blijft gelijk.)
Voorraadinvesteringen
Investeren in de voorraad.
Structuur
De verandering in de groei van de productie als gevolg van veranderingen in kwaliteit, kwantiteit en kosten van de productiefactoren.
Onderbestedingen/Laagconjunctuur
EV < productiecapaciteit.
Overbestedingen/Hoogconjunctuur
EV > productiecapaciteit.
Conjunctuur
De verandering in de groei van de productie als gevolg van veranderingen in de effectieve vraag.
Bezettingsgraad
De verhouding tussen werkelijke productie en de productiecapaciteit.
Overheidsbestedingen
De overheidsbestedingen bestaan uit overheidsconsumptie en overheidsinvesteringen.
Overheidsconsumptie
Belangrijkste voorbeeld: ambtenarensalarissen.
Overheidsinvesteringen
De aanschaf van vaste kapitaalgoederen door de overheid, zoals dijken, wegen en spoorlijnen.
Productiefactoren
Middelen die nodig zijn voor productie. (Kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap.)
Conjuncturele werkloosheid
Vorm van werkloosheid die veroorzaakt wordt door te lage bestedingen (effectieve vraag).
Werkloosheid
De werkloze beroepsbevolking bestaat uit personen van 15 tot 75 jaar die zonder betaald werk, die recent naar werk gezocht hebben en direct beschikbaar zijn.
Productiecapaciteit
Maximale hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd kan worden.
Structurele werkloosheid
Vorm van werkloosheid die veroorzaakt wordt door veranderingen in de kwantiteit, kwaliteit en kosten van de productiefactoren.
Kwalitatieve structurele werkloosheid
Er zijn tegelijkertijd werklozen en vacatures, omdat er sprake is van onvoldoende/verkeerde opleiding en beperkte arbeidsmobiliteit.
Frictiewerkloosheid
Er zijn werklozen, omdat het tijd kost om te solliciteren.
Seizoenswerkloosheid
Er zijn in bepaalde delen van het jaar (extra) werklozen, omdat er op dat moment weinig vraag naar arbeid is.
Kwantitatieve structurele werkloosheid
Er zijn werklozen terwijl de productiecapaciteit volledig benut is.