Hoofdstuk 7 - Arbeid Flashcards

1
Q

Bedrijfskolom

A

De weg die een product doorloopt van begin tot eind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bedrijfstak

A

Bedrijven die dezelfde soort producten maken of verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Integratie

A

Twee bedrijven in de bedrijfskolom gaan samen. (De arbeidsverdeling wordt minder.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Differentiatie

A

Eén bedrijf in de bedrijfskolom wordt opgesplitst in twee bedrijven. (De arbeidsverdeling wordt groter.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parallellisatie

A

Een organisatie maakt of verkoopt verschillende soorten producten. De bedrijfskolom wordt groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Specialisatie

A

Een organisatie gaat zich richten op het maken of verkopen van één specifieke productsoort. De bedrijfskolom wordt smaller.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kapitaalintensief

A

Per werknemer wordt relatief veel kapitaal (goederen) ingezet. Veel machines ten opzichte van het aantal mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Arbeidsverdeling

A

Het maken van producten wordt verdeeld over verschillende mensen en bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelfvoorziening

A

Mensen ‘‘produceren’’ zelf om in hun eigen behoeften te voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Human capital

A

Kennis, vaardigheden en ervaring van werknemers. (Kan vergroot worden door scholing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Participatiegraad

A

De verhouding tussen beroepsbevolking en de beroepsgeschikte bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beroepsbevolking

A

Het aanbod van arbeid. De personen tussen 15 en 75 jaar oud die betaald werk hebben of werkloos zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkzame beroepsbevolking

A

Het deel van de beroepsbevolking dat werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werkgelegenheid

A

De vervulde vraag naar arbeid. (Gelijk aan de werkzame beroepsbevolking.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vraag naar arbeid

A

Werkgelegenheid + vacatures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aanbod van arbeid

A

De beroepsbevolking.

17
Q

Vacatures

A

De onvervulde vraag naar arbeid.

18
Q

Arbeidsjaar

A

Een fulltime baan gedurende een heel jaar.

19
Q

p/a ratio

A

De verhouding tussen de werkgelegenheid in personen en de werkgelegenheid in arbeidsjaren.

20
Q

Arbeidsproductiviteit

A

Gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde periode.

21
Q

Breedte-investering

A

Een onderneming kiest bij een investering voor de bestaande techniek. Per werknemer blijft evenveel kapitaal in gebruik.

22
Q

Diepte-investering

A

Een onderneming kiest bij een investering voor een kapitaalintensievere techniek. Per werknemer wordt meer kapitaal gebruikt.