Hoofdstuk 7: Het dagelijks leven in de nieuwe tijd. (Trimester 1) Flashcards

1
Q

Wat is een pachter?

A

Iemand die een stuk grond huurt van een ander en hiervoor een pacht (vergoeding) betaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is nijverheid?

A

Verwerking van grondstoffen tot afgewerkte producten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is overlevingslandbouw?

A

De landbouwers gebruikten hun gewassen zelf, er waren geen overschotten om naar de markt te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het uitbestedingssysteem?

A

Rijke kooplieden + grondstoffen –> Ambachtslieden + maken afgewerkte producten –> Rijke kooplieden halen op + verkopen verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom was de landbouwproductie in de nieuwe tijd zo laag? Geef twee redenen.

A
  • Beperkte werktuigen, bemesting, …
  • Drieslagstelsel = 1/3de land had geen opbrengst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een gilde?

A

Een groep van mensen met hetzelfde beroep die hun belangen verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de burgerij?

A

Sociale klasse die niet tot adel behoort maar wel heel rijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom leefde een groot deel van de bevolking in de nieuwe tijd in armoede? Geef drie redenen.

A
  • De prijzen stegen, de lonen niet.
  • Kregen geen sociale ondersteuning.
  • Onbegrip bij de rijken en overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom hadden volksopstanden in de nieuwe tijd weinig nut?

A

Ze waren plaatselijk en slecht georganiseerd. Ze werden met geweld onderdrukt door de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly