Hoofdstuk 6, 7, 8 Flashcards

1
Q

wat is een gemeenschap?

A

situatie waarin goederen aan meer dan 1 persoon toebehoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar heeft een deelgenoot recht op als er niks is afgesproken?

A

het onverdeeld aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe worden de vruchten van de deelgenoten verdeeld?

A

naar evenredigheid van de aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kunnen de schuldeisers zich verhalen op het aandeel van de gehele gemeenschap?

A

alleen als de schuldeisers ook van de gehele gemeenschap zijn. zijn ze van 1 deelgenoot, dan alleen op het aandeel van die deelgenoot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het verschil tussen het recht van gebruik en het recht van bewoning met het recht van vruchtgebruik?

A

het recht van gebruik en het recht van bewoning zijn persoonsgericht. het recht van vruchtgebruik niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke drie beperkingen heeft eigendom?

A
  • aan anderen verleende rechten
  • wettelijke voorschriften
  • regels van het ongeschreven recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het verschil tussen absoluut en relatief recht?

A

absoluut recht werkt tegenover iedereen, relatief recht werkt tegenover een specifiek persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is derivatieve eigendomsverkrijging?

A

de zaak is van een vorige eigenaar verkregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke vormen van oorspronkelijke eigendomsverkrijging zijn er?

A
  • toe-eigening: je wordt eigenaar van een roerende zaak die van niemand is
  • vingerschap: je vind iets en neemt het in eigendom
  • schatvinding: je vind iets wat al zo oud is dat de eigenaar niet meer te achterhalen is
  • natrekking
  • vermenging: roerende zaken van verschillende eiganaren worden met elkaar vermengd
  • zaakvorming: uit 1 of meer roerende zaken wordt een nieuwe zaak gemaakt
  • vruchttrekking: als je een genotsrecht op een zaak hebt, heb je ook de vruchten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke uitzonderingen zijn er op verticale natrekking?

A
  • horizontale natrekking
  • mijnbouwwet
  • kabel en leidingnetwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is manmeligheid?

A

als 2 eigenaren een mede-eigendom hebben wat van nut is op hun eigendom, dit kan niet verdeeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke drie kenmerken heeft appartementsrecht?

A
  • onverdeeld aandeel
  • gebruiksrecht
  • verplichting VVE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alle schuldeisers zijn gelijk, toch zijn er 4 uitzonderingen?

A
  • retentierecht
  • pand en hypotheekhouders
  • schuldeisers met voorrecht
  • achtergestelde vorderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat houdt retentierecht in?

A

de schuldeiser komt zijn verplichting pas na als de vordering is voldaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is parate executie?

A

als de schuldenaar niet betaald, mag de schuldeiser het verhypotheekte verkopen zonder de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een vuistpand?

A

pand dat in macht is van pandhouder of een derde

17
Q

wat is een bezitloos pand?

A

zaak blijft in macht van pandgever

18
Q

wat is het verschil tussen pand en hypotheekrecht?

A

pandrecht is voor roerende zaken, hypotheekrecht voor onroerende zaken