hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Absolutisme

A

Staatsvorm waarin de vorst alle macht heeft en het bestuur is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ancien régime

A

Inrichting van de maatschappij in Europa voor circa 1800 met een standenmaatschappij en absolute macht voor de vorsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Droit divin

A

Het goddelijk recht van koningen om als oppermachtige te regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Standenmaatschappij

A

Samenleving waarin de bevolking bij geboorte is ingedeeld in een bepaalde groep met eigen rechten en plichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bourgeoisie

A

Rijke burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

renaissance

A

Periode in de geschiedenis waarin kunst en cultuur een grote bloei kennen en worden gebaseerd op de Klassieke Oudheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wetenschappelijke revolutie

A

Tijd in de geschiedenis waarin er veel belangstelling is voor het onderzoeken van de wereld door middel van experimenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verlicht denken

A

Denken op basis van verlichting (ratio), zie verlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ratio

A

Rede, (gezond) verstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verlichting

A

Denkstroming, met het hoogtepunt in de achtiende eeuw, waarbij het gebruik van het menselijk verstand centraal staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grondrechten

A

Basiswetten die voor iedereen gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

democratie

A

Letterlijk: regering door het volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

driemachtenleer

A

Scheiding van het bestuur in drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

grondwet

A

De belangrijkste wetten van een land waarin de manier van besturen van het land en de rechten van de burgers beschreven staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

staten-generaal

A

Rechten en plichten van een burger in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nationale vergadering

A

Vergadering bijeengeroepen door leden van de derde stand en hun aanhangers ter vervanging van de Staten-Generaal.

17
Q

republiek

A

Land met een staatshoofd zonder erfelijke troonopvolging (dus geen koning of keizer).

18
Q

girondijnen

A

Gematigde politieke groep tijdens de Franse Revolutie, die voor het doorvoeren van niet al te grote veranderingen was.

19
Q

jacobijnen

A

Radicale politieke groep tijdens de Franse Revolutie, die voor het streng doorvoeren van de veranderingen was.

20
Q

terreur

A

Periode (1793 - 1794) waarin tienduizenden tegenstanders van de Franse Revolutie onthoofd worden in naam van de revolutie