Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Brein-centrische opvattingen

A

Kijken alleen naar het brein in poging om de geest te begrijpen, omgeving en rest van het lichaam worden vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Frankenstein hypothese

A

De onjuiste hypothese dat de geest valt te begrijpen door alleen te kijken naar het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De belichaamde cognitie

A

De cognitieve toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type lichaam dat een wezen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gesitueerde cognitie

A

De cognitieve toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type omgeving waarin het wezen leeft. (voorbeeld hiervan is nestbouw door termieten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belichaamd bewustzijn

A

de bewuste toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type lichaam dat het wezen heeft. (Shawcross, lichaam produceerde LSD achtige stof, leidde tot bepaalde bewuste toestand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gesitueerd bewustzijn

A

De bewuste toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type omgeving waarin het wezen leeft. (kleurervaringen, verandert als we de omgeving veranderen nml)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positie Clark en Chalmers m.b.t de uitgebreide geest

A

Internalisme- de geest stopt waar het brein (lichaam) stopt.
Actief externalisme- de omgeving is deel van het cognitieve proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

EMH

A

Extended mind hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Extended Mind Hypothese

A

De cognitieve geest stop niet waar het lichaam stopt, strekt zich soms uit in de wereld. 4 criteria waarin iets moet voldoen om deel te zijn van de uitgebreide geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4 criteria EMH

A

-Pariteitsprincipe
-Voorhanden
-Betrouwbaar
-Gemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly