Hoofdstuk 6 Flashcards
Brein-centrische opvattingen
Kijken alleen naar het brein in poging om de geest te begrijpen, omgeving en rest van het lichaam worden vergeten.
Frankenstein hypothese
De onjuiste hypothese dat de geest valt te begrijpen door alleen te kijken naar het brein.
De belichaamde cognitie
De cognitieve toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type lichaam dat een wezen heeft.
Gesitueerde cognitie
De cognitieve toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type omgeving waarin het wezen leeft. (voorbeeld hiervan is nestbouw door termieten)
Belichaamd bewustzijn
de bewuste toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type lichaam dat het wezen heeft. (Shawcross, lichaam produceerde LSD achtige stof, leidde tot bepaalde bewuste toestand)
Gesitueerd bewustzijn
De bewuste toestanden van een wezen worden bepaald of minstens sterk beïnvloed door het type omgeving waarin het wezen leeft. (kleurervaringen, verandert als we de omgeving veranderen nml)
Positie Clark en Chalmers m.b.t de uitgebreide geest
Internalisme- de geest stopt waar het brein (lichaam) stopt.
Actief externalisme- de omgeving is deel van het cognitieve proces.
EMH
Extended mind hypothese
Extended Mind Hypothese
De cognitieve geest stop niet waar het lichaam stopt, strekt zich soms uit in de wereld. 4 criteria waarin iets moet voldoen om deel te zijn van de uitgebreide geest.
4 criteria EMH
-Pariteitsprincipe
-Voorhanden
-Betrouwbaar
-Gemakkelijk