HOOFDSTUK 6 Flashcards

Vaste activa

1
Q

Wat is de definitie van een activum zoals die in het Framework van de IASB en het Stramien van de RJ voorkomt?

A

Volgens het Framework van de IASB en het stramien van de RJ is een activum een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel, waarover de onderneming de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst naar verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke aanvullende eis stellen het Framework en het Stramien voor opname van een activum in de balans?

A

Zij stellen als aanvullende eis dat de kostprijs of waarde van het activum betrouwbaar kan worden vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verslaggevingsprincipes botsen met elkaar bij de vraag of immateriële vaste activa op de balans dienen te verschijnen?

A

Het matchingprincipe en het voorzichtigheidsprincipe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke wijze dienen volgens de IASB en de RJ onderzoekskosten in de jaarrekening te worden verwerkt en op welke wijze ontwikkelingskosten?

A

Onderzoekskosten dienen direct ten laste van het resultaat te worden gebracht. Ontwikkelingskosten dienen - mits aan voorwaarden voldaan - te worden geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op wat wordt gekochte goodwill berekend?

A

Gekochte goodwill is het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde van de overgenomen onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe staat de RJ tegenover activering van oprichtings- en emissiekosten?

A

De RJ beveelt aan deze kosten niet te activeren, omdat ze geen toekomstige economische voordelen opleveren en daarom niet voldoen aan de criteria voor activering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke voorwaarden verbindt de wet aan het activeren van oprichtings-, emissie en ontwikkelingskosten?

A

Deze voorwaarden zijn:

  • ze dienen te worden toegelicht
  • er dient ter grootte van het geactiveerde bedrag een wettelijke reserve te worden gevormd
  • oprichtings- en emissiekosten moeten in max. 5 jaar zijn afgeschreven, voor ontwikkelingskosten geldt een afschrijvingstermijn die is afgestemd op de verwachte gebruiksduur; in uitzonderlijke gevallen waarin de gebruiksduur niet op betrouwbare wijze kan worden geschat, worden de ontwikkelingskosten afgeschreven in een periode van ten hoogste 10 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke waarderingsgrondslag hanteren de regelgevers voor immateriële vaste activa?

A

De IASB laat als waarderingsgrondslag toe historische kosten - en indien er een actieve markt bestaat - reële waarde. De wet geeft eveneens twee mogelijke waarderingsgrondslagen: historische kosten en actuele waarde.
In aanvulling hierop geeft het besluit actuele waarde aan dat actuele waarde slechts is toegestaan als er een liquide markt bestaat; tevens dient er gebruik worden gemaakt van de actuele prijs. Fiscaal komen alleen historische kosten als waarderingsgrondslag in aanmerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen ‘financial lease’ en ‘operational lease’?

A

In geval van financial lease is er een niet-tussentijds opzegbaar contract voor de gehele economische levensduur en komen de onderhoudskosten voor rekening van de gebruiker.
Bij operational lease is er sprake van een op korte termijn opzegbaar contract, terwijl de onderhoudskosten voor rekening van de leasemaatschappij komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke posten komen in de jaarrekening voor uit hoofde van een financial lease?

A

Balans:

  • materieel vast activum (actiefzijde)
  • schuld aan leasemaatschappij (passiefzijde)

Resultatenrekening:

  • afschrijvingskosten
  • rentekosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke afschrijvingsmethoden zijn er?

A

Afschrijvingsmethoden:

  • vast percentage van de aanschafprijs
  • vast percentage van de boekwaarde
  • ‘sum-of-the-years’-digitsmethode
  • annuïteitenmethode
  • naar rato van gebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een groot bezwaar tegen afschrijvingen met een vast percentage van de boekwaarde?

A

Het afschrijvingspercentage wordt sterk beïnvloed door de verwachte restwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zal bij de meeste activa degressieve afschrijving theoretisch de juiste zijn?

A

Voor de hand ligt een geleidelijke afname van de kostprijswaarde van de prestaties en een geleidelijke toename van de complementaire kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke afschrijvingsmethode leidt tot progressieve afschrijving?

A

De annuïteitenmethode leidt tot progressieve afschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

a. Wat is een ideaalcomplex?
b. Geef commentaar op de volgende stelling: ‘In geval van een ideaalcomplex maakt het voor vermogen en resultaat niets uit welke afschrijvingsmethode wordt gekozen.’

A

a. Een groep identieke duurzame productiemiddelen, die onderling gelijkmatig in leeftijd verschillen
b. Voor het resultaat maakt het niets uit, voor de waardering (dus vermogensbepaling) wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de in de belastingwet opgenomen faciliteit willekeurig afschrijving milieu-investeringen in?

A

Deze faciliteit houdt in dat bedrijfsmiddelen die op de ‘milieulijst’ staan fiscaal - los van de feitelijke levensduur - mogen worden afgeschreven in elk door de onderneming gewenst tempo

17
Q

a. Welke verwerkingswijze schrijft de IASB voor inzake de verwerking van groot onderhoud?
b. De RJ laat de in vraag a bedoelde verwerkingswijze eveneens toe. Daarnaast kent de RJ nog een verwerkingswijze. Welke is deze?

A

a. Activeren gevolgd door jaarlijkse afschrijvingen

b. Het vormen van een voorziening waarop de daadwerkelijke uitgaven in mindering worden gebracht

18
Q

Hoe wordt bij een ‘impairment test’ de realiseerbare waarde van een actief bepaald?

A

De realiseerbare waarde wordt bij een ‘impairment test’ bepaald door de hoogte te nemen van de directe opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde

19
Q

Hoe dient volgens de IASB en de RJ een verwachte wijziging van de levensduur van een duurzaam productiemiddel te worden verwerkt?

A

De (ongewijzigde) boekwaarde wordt over de gewijzigde verwachte resterende levensduur afgeschreven

20
Q

Welke mogelijke prijsgrondslagen geven de regelgevers voor de materiële vaste activa?

A

Zowel de IASB en de RJ als de wet geven hiervoor twee mogelijkheden: historische kosten en reële waarde c.q. actuele waarde. Fiscaal moet gewaardeerd op basis van historische kosten.

21
Q

Noem de vier actuele waardebegrippen die het Besluit actuele waarde onderscheidt.

A

Het besluit actuele waarde maakt onderscheid tussen:

  1. actuele kostprijs
  2. bedrijfswaarde
  3. opbrengstwaarde
  4. marktwaarde
22
Q

Wat houdt de in de belastingwet opgenomen faciliteit van de herinvesteringsreserve in?

A

Deze faciliteit houdt in dat de boekwinsten bij verkoop van bepaalde bedrijfsmiddelen worden opgenomen in een herinvesteringsreserve en derhalve op moment van verkoop worden belast. Bij aankoop van een nieuw activum, wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschafprijs van dat nieuwe bedrijfsmiddel. Daarmee wordt de boekwinst fiscaal uitgesmeerd over de boekjaren waarin het nieuwe bedrijfsmiddel wordt afgeschreven.

23
Q

Welke twee groepen financiële instrumenten onderscheidt de IASB in IFRS 9? Geef tevens aan op welke wijze deze twee groepen financiële instrumenten volgens de IASB in de jaarrekening moeten worden verwerkt, voor zover deze voor langere termijn worden aangegeven?

A

De IASB onderscheidt in IFRS 9 schuldinstrumenten en eigen vermogen instrumenten.
schuldinstrumenten = die voor langere termijn worden aangehouden (zoals verstrekte leningen en gekochte obligaties) moeten in beginsel worden gewaardeerd op de geamortiseerde kostprijs; dit is de verkrijgingsprijs, rekening houdend met eventueel agio of disagio.

eigen vermogensinstrumenten = die voor langere termijn worden aangehouden (zoals gekochte aandelen) moeten worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij de waardeveranderingen naar keuze in het resultaat worden opgenomen of rechtstreeks in het eigen vermogen worden gemuteerd. Wat het ontvangen dividend betreft, is er geen keuze: deze wordt tot het resultaat gerekend