Hoofdstuk 4 Evolutie Flashcards
Fossielen
Resten of sporen van organismen in gesteenten.
Chemische evolutie
Er werden stoffen gevormd waaruit de eerste eencellige kon ontstaan.
Organische stoffen
Stoffen van organismen afkomstig.
Relatief grote, ingewikkeld gebouwde moleculen.
(bv eiwitten, vetten, glucose: C6H12O6)
Anorganische stoffen
Komen voor in zowel de levenloze natuur als in organismen.
Opgebouwd uit kleine, eenvoudige gebouwde moleculen.
(vb H20, NaCl)
Oersoep
Een theorie over het ontstaan van leven; waarbij de eerste organische storen terecht kwamen in zee, waar ze zich ophoopten. Uit kleinere moleculen ontstonden grotere (protobionten) waaruit de eerste cellen ontstonden.
Zelforganisatie
Ontstaan van eenheden met nieuwe eigenschappen op een hoger organisatieniveau.
vb: Het ontstaan van cellen uit organische stoffen.
Black smokers
Onderzeese (vulkanische schoorstenen) warmwaterbronnen die voorkomen op de oceaanbodem, hierbij zouden ook protobionten kunnen zijn ontstaan.
Protobionten
Eenvoudige, primitieve structuren die worden gezien als de voorouders van levende cellen.
Soort druppels waarbinnen reacties kunnen plaatsvinden.
Prokaryoten
- Eencellige organismen
- Zonder celkern
- Erfelijk materiaal los in cytoplasma: cirkelvormig chromosoom
- De eerste waren anaeroob
- Heterotroof
Anaeroob
Organismen die uitsluitend kunnen leven in een milieu zonder zuurstof
Heterotroof
organismen die hun energie en voedingsstoffen verkrijgen uit organisch materiaal –> afhankelijk.
Ze halen hun energie uit het afbreken van koolhydraten, vetten en eiwitten die ze opnemen via voedsel.
Autotroof
m.b.v. zonlicht in staat zijn chemische energie vast te leggen met fotosynthese / uit anorganische stoffen organische stoffen kunnen maken
Eukaryoten
bij dit organisme ligt het DNA in de celkern (cel bevat organellen)
Endosymbiosetheorie
theorie volgens welke oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten als organellen (i.c. mitochondriën en chloroplasten) in andere cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote cellen zijn ontstaan
Biodiversiteit
Verwijst naar de verscheidenheid aan leven op aarde. Het omvat alle verschillende soorten organismen, zoals planten, dieren, schimmels en micro-organismen, evenals de genetische variatie binnen deze soorten en de ecosystemen waarin ze leven.
Archea
ook wel oerbacteriën of archaebacteriën genoemd, zijn een domein van prokaryotische organismen, die meestal onder extreme omstandigheden leven.
Chlorofyl
het groene pigment dat verantwoordelijk is voor de opname van lichtenergie in planten
Genus
geslacht (meervoud genera)
Flagellen
draadvormige, zweepachtige structuren die worden gebruikt door bepaalde cellen en organismen om zich voort te bewegen of vloeistoffen langs hun oppervlak te verplaatsen.
Plasmiden
kringvormig chromosoom bij een bacterie
Eiwitmantel
(Capside)
Geeft genetisch materiaal bescherming tegen virussen
Schimmel
Genen
Milieufactoren
Epigenetica
Natuurlijke selectie
verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere.
Genetische variatie
Recombinatie
het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen
Meiose
Mutaties
verandering in de volgorde van het DNA of RNA
overlevingskans
Selectiedruk
invloed van milieufactoren, waardoor genfrequenties veranderen.
Voortplantingssucces
Adaptatie
aanpassing
Soort
Organismen die zich onderling kunnen voort plantten en daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
Populatie
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
Gene flow
het verschijnsel dat tussen individuen van twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaats vindt
Genenpool
de verzameling van alle allelen in een populatie
Allelfrequentie
(genfrequentie); het percentage waarmee een bepaald allel deel uitmaakt van de genenpool in een populatie
Regel van Hardy-weinberg
Seksuele selectie
Kunstmatige selectie
Genetic drift
veranderingen in de allelenfrequenties ( genfrequenties) binnen een bepaalde populatie tengevolge van toevalsfluctuaties. In een kleine populatie is de genetic drift groter.
Flessenhalseffect
Stichtereffect
het optreden van genetic drift doordat een klein deel van een populatie zich vestigt in een nieuw gebied
Reproductieve isolatie
bij deze vorm van isolatie vindt gedurende lange tijd geen voortplanting plaats tussen twee populaties
Allopathische soortvorming
een manier van soortvorming waarbij dochtersoorten ontstaan uit een vooroudersoort, als er een duidelijk aanwijsbare ruimtelijke scheiding is tussen de dochterpopulaties en de oudersoort die wordt veroorzaakt door geologische verschijnselen of migratie. Door die scheiding kunnen de dochterpopulaties zich op den duur ontwikkelen tot aparte soorten.
Sympathische soortvorming
een bepaalde manier waarop soortvorming plaatsvindt. Sympatrische soortvorming is een begrip dat aangeeft dat een dochtersoort kan ontstaan uit een vooroudersoort, zonder dat er een geografische barrière, zoals een rivier, bergketen of zee, tussen de toekomstige dochtersoorten zit. Het woord zegt het eigenlijk al: er vindt soortvorming plaats terwijl de populaties samen (sym) een (vader-)land (patris) blijven delen
Homologie
Divergentie
Verwantschap
Convergentie
Afstamming
Cladogram
schematische weergave van de verwantschap tussen soorten van een clade, inclusief de gemeenschappelijke voorouder
Radioactieve isotopen
Clade
een groep soorten bestaande uit een voorouder en alle nakomelingen daarvan
Conjugatie
de overdracht van DNA van de ene cel op een andere cel, en één van de vormen van genetische uitwisseling
Domein
de levende natuur wordt ingedeeld in 3 domeinen: bacterie, archaea en eukaryoten
Genetic drift
veranderingen in de allelenfrequenties ( genfrequenties) binnen een bepaalde populatie tengevolge van toevalsfluctuaties. In een kleine populatie is de genetic drift groter.
Isolatie
een deel van een populatie raakt gescheiden en vormt een nieuwe populatie
Macro-evolutie
het ontstaan van nieuwe soorten en groepen organismen
Micro-evolutie
de verandering van allelfrequenties in een populatie