Hoofdstuk 4 | Andere bronnen van verbintenissen, OD en gevaltypen Flashcards

1
Q

Waar staat OD in de wet?

A

art. 6:162 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 5 voorwaarden van een OD?

A
  1. Gedraging
  2. Onrechtmatigheid
  3. Toerekenbaarheid
  4. Causaal verband
  5. Schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is stap 1 van het stappenplan van de OD?

A

Stap 1: je begint bij de gedraging.
Het doen of nalaten van een persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is stap 2 van het stappenplan van de OD?

A

Stap 2: de onrechtmatigheid, je dient te kiezen uit 3 verschillende onrechtmatigheidsgronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 verschillende onrechtmatigheidsgronden zijn er?

A
  1. Inbreuk op subjectieve recht
  2. Doen of nalaten in strijd met wettelijke plicht
  3. Handeling in strijd met ongeschreven recht in maatschappelijke verkeer betaamt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de onrechtmatigheidsgrond ‘subjectieve recht’ in?

A

Inbreuk maken op persoonlijkheidsrechten (lichamelijke integriteit of vrijheid) en op absolute vermogensrechten (zoals eigendom en auteursrecht). Het dient als direct, rechtstreeks of opzettelijk te worden gemaakt om als onrechtmatig te kwalificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de onrechtmatigheidsgrond ‘doen of nalaten in strijd met wettelijke plicht’ in?

A

Iemand die in strijd handelt met een wettelijke norm, daarom onrechtmatig handelt. Om een succesvol beroep te doen op deze onrechtmatigheidsgrond, moet voldaan zijn aan het relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het relativiteitsvereiste?

A

Houdt in dat de wettelijke bepaling moet strekken tot bescherming van het belang van de benadeelde (HR Tilburgse Tandartsen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de onrechtmatigheidsgrond ‘handeling in strijd met ongeschreven recht in maatschappelijke verkeer betaamt’ in?

A

In strijd met maatschappelijke zorgvuldigheid. Ruime maatstaaf. Staat niet opgenomen in de wet, voornamelijk jurisprudentie (HR Lindenbaum/Cohen). Hier werd de belangrijkste open norm in het privaatrecht gecreëerd , namelijk dat de onrechtmatigheid niet langer verplicht in de wet diende te staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is stap 3 van het stappenplan van de OD?

A

Stap 3: gevaltypes van een onrechtmatige daad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 gevaltypes kennen we?

A
  1. Sport en spel
  2. Ongelukkige samenloop van omstandigheden
  3. Gevaarzetting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Licht het gevaltype sport en spel toe.

A

Denk aan potje tennis e.d., deze brengen risico’s met zich mee. Er wordt hier rekening mee gehouden, omdat er een verhoogde drempel voor risicoaansprakelijkheid is. Het geldt ook voor kort erna –> HR Tennisbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Licht het gevaltype ongelukkige samenloop van omstandigheden toe.

A

Speelt zich vaak af bij alledaagse gedragingen (in privésfeer), ook normaal gedrag kan risico’s veroorzaken (HR Jansen/Jansen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Licht het gevaltype gevaarzetting toe.

A

Als men een gevaarlijke situatie in het leven roept of in het leven laat waardoor schade dreigt voor personen of zaken (HR Kelderluik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doe je als het onder gevaltype gevaarzetting valt?

A

Dan ga je de situatie ook nog toetsen aan de kelderluik criteria en het kenbaarheidsvereiste.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is stap 4 van het stappenplan van OD?

A

Kelderluik criteria.

17
Q

Wat zijn de 4 kelderluik criteria?

A
  1. Hoe waarschijnlijk is het dat mensen onoplettend/onvoorzichtig zijn?
  2. Hoe groot is de kans dat uit die niet-inachtneming schade ontstaat?
  3. Hoe ernstig kunnen de gevolgen van zo’n ongeval zijn?
  4. Hoe bezwaarlijk is het in dit geval om veiligheidsmaatregelen te nemen?
18
Q

Wat is stap 5 van het stappenplan van OD?

A

Toerekenbaarheid
De gedraging moet toerekenbaar zijn aan hem/haar (art. 6:162 lid 3 BW)

19
Q

Welke 3 mogelijkheden geeft toerekenbaarheid?

A
  1. Toerekenbaarheid op basis van schuld: als de gedraging van de dader verwijtbaar gedrag betreft is dit toerekenbaar aan de dader.
  2. Toerekenbaarheid krachtens de wet: de wet bepaalt of en aan wie het toerekenbaar is.
  3. Toerekenbaarheid krachtens in het verkeer geldende opvattingen: hier wordt het maatschappelijke verkeer genoemd. VB: onervarenheid, iemand die net een rijbewijs heeft een een ongeluk veroorzaakt.
20
Q

Wat is stap 6 van het stappenplan van OD?

A

Causaal verband art. 6:162 lid 1 BW
Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de gedraging en de schade.

21
Q

Welke 2 elementen heb je bij causaal verband?

A
  1. Conditio sine qua non - noodzakelijke voorwaarde (art. 6:162 lid 1 BW)
    De pleger van de OD moet de schade vergoeden, hier is dus al een causaal verband voor nodig.
  2. Toerekening naar redelijkheid (art. 6:98 BW)
    Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust.