Hoofdstuk 1 | Inleiding en bronnen van verbintenissen Flashcards
1
Q
Wat is objectief recht?
A
Het geldende recht: de binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald tijdstip geldende regels
2
Q
Wat is subjectief recht?
A
Regels die aan een (rechts)persoon specifiek toekomen
3
Q
Wat is een feitelijke handeling?
A
Handelingen zonder dat met die handeling een rechtsgevolg beoogd wordt
4
Q
Wat is een rechtshandeling?
A
Handelingen met een beoogd rechtsgevolg
5
Q
Wat is een rechtsfeit?
A
Een rechtsfeit heeft een rechtsgevolg; het heeft een gevolg volgens het geldende recht
6
Q
Wat is een bloot rechtsfeit?
A
Dit zijn geen handelingen, maar ze hebben toch een rechtsgevolg. Denk aan geboorte