Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Emulsie

A

Mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen. Emulsie is altijd troebel, door een emulgator wel te laten mengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gehalte

A

De hoeveelheid van een stof in een mengsel, uitdrukken in massa, volume procent, ppm en ppb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hydrofiel

A

Moleculaire stoffen die op kunnen lossen in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hydrofoob

A

Moleculaire stoffen die niet kunnen oplossen in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mesnoniveau

A

Tussen micro en macro niveau in, het verklaren van eigenschappen van stoffen gebruikt vaak mesnoniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nevel

A

Een mengsel van een vloeistof fijn verdeeld in een gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oplosbaarheid

A

De hoeveelheid van een stof in gram die maximaal kan op lossen in 100 gram water bij een bepaalde temp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oplossing

A

Een oplossing is een helder mengsel van een stof in een vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rook

A

Een mengsel vab een vaste stof fijn verdeeld in gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schuim

A

Een mengsel van een gas fijn verdeeld in een vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Suspensie

A

Een mengsel van een niet-oplosbare vaste stof in een vloeistof, een suspensie is altijd troebel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanderwaalsbinding

A

In de vaste en vloeibare fase trekken moleculen elkaar aan, deze aantrekkingskracht heet de vanderwaalskracht, de binding die hieruit ontstaat heet vanderwaalsbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verzadigd

A

Als de maximale hoeveelheid van een stof is opgelost in een vloeistof is deze oplossing verzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onverzadigd

A

Als je minder hebt opgelost is de oplossing onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waterstofbrug

A

De negatieve lading op het O-atoom of het N-atoom van het ene molecuul kannen binding vormen met de positieve lading op het H-atoom van een ander molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ijklijn

A

Verband tussen bekende grootheid en een gemeten grootheid