Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Btw

A

Belasting die wordt betaald bij de aankoop van goederen of diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toegvoegde waarde

A

Het verschil tussen de verkoopopbrengst en de inkopen bij andere bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Accijns

A

Belasting om een product duurder te maken zodat mensen het minder gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Motorrijtuigenbelasting

A

Belasting op het bezit van motorvoertuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Houdersschapbelasting

A

Belasting op het bezit van goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onroerendezakenbelasting

A

Belasting die de gemeente opleggen aan de eigenare van huizen of andere gebouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

WOZ-waarde

A

De door de gemeente vastgestelde waarde van een huis of een ander gebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Loonheffing

A

Bedrag dat de werkgever inhoudt op het brutoloon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Jaaropgave

A

Overzicht dat e werkgever geeft van het loon en de ingehouden loonheffing in een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Belastbaarinkomen

A

Het inkomen waarop het tarief van de inkomstenbelasting en premies volksverzekering van toepassing is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

A

Bedrag dat de overheid van iedereen met een inkomen vraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heffingskortingen

A

Bedragen die in mindering worden gebracht op de verschuldige inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly