Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Wat waren voor het departement onderwijs en vorming de zes hoofdredenen om te moderniseren?

A
  1. aantal schoolverlaters zonder diploma verminderen
  2. verschillen tss studierichtingen verkleinen + richtingen laten bieden wat ze beloven
  3. zittenblijven tegengaan
  4. sociale ongelijkheid wegwerken
  5. eindtermen bereiken
  6. prestaties dalen (PISA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eindtermen

A

minimumdoelen vastgelegd door de overheid, minimale kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die een leerling onder de knie moet krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leerplan

A

overzicht van leerstof die moet wordden behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste voorwaarde voor de goedkeuring van een leerplan?

A

De eindtermen en ontwikkelingsdoelen van de overheid moeten er herkenbaar in aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie soorten sleutelcompetenties bestaan er?

A
  1. Inhoudelijke
  2. transversale
  3. gemengde/semi-transversale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke twee onderdelen bestaat het eerste jaar van de eerste graad?

A

Basisvorming + keuzegedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke onderdelen bestaat heet tweede jaar A?

A

Basisvorming + basisvorming (+ complementair gedeelte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke onderdelen bestaat het beroepsvoorbereidend jaar van de eerste graad?

A

Basisvorming + beroepenvelden (+ complementair gedeelte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke eindtermen zijn er geformuleerd voor de basisvorming?

A

Vakgebonden eindtermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke eindtermen zijn er geformuleerd voor het specifieke gedeelte?

A

specifieke eindtermen (SET)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cesuurdoelen

A

Doelen die gelden voor het specifieke gedeelte van de tweede graad secundair onderwijs. Gelden voor alle richtingen doorstroom en dubbele finaliteit en zijn vastgelegd door protocolakkoord tussen overheid en onderwijsverstrekkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beroepskwalificatie

A

Geeft een overzicht van de competenties waarmee iemand een beroep kan uitoefenen. Moeten behaald worden in tweede en derde graad van dubbele en arbeidsmarktfinaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Handelingsplannen

A

Soort leerplan voor het buitengewoon onderwijs. Specifieke noden en leerbehoeften voor een leerling worden erin genoteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Taxonomie

A

Brengt objecten/individuen onder in groepen en ordent ze op basi van criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarop focust het cognitieve domein in de taxonomie van Bloom?

A

Op het verwerken, terughalen en toepassen van kennis en informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cognitieve processen

A

Hoe mensen denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de vier categorieën kennis?

A
  1. feitelijke kennis
  2. conceptuele kennis
  3. procedurele kennis
  4. metacognitieve kennis
18
Q

Feitelijke kennis

A

Basiselementen om een bepaald leer-of vakgebied te leren kennen of om problemen op te lossen die eigen zijn aan dat vakgebied

19
Q

Conceptuele kennis

A

De relaties tussen basiselementen die de leerling moet weten om te kunnen zien hoe ze binnen een grotere structuur in samenhang functioneren

20
Q

Procedurele kennis

A

Kennis over hoe iets uitgevoerd moet worden

21
Q

Metacognitieve kennis

A

Kennis over kennis

22
Q

Wat zijn de zes cognitieve processen?

A
  1. herinneren
  2. begrijpen
  3. toepassen
  4. analyseren
  5. evalueren
  6. creëren
23
Q

Herinneren

A

Kennis ophalen uit het langetermijngeheugen

24
Q

Begrijpen

A

Eerder verworven kennis uit het langetermijngeheugen ophalen en er betekenis aan geven

25
Q

Toepassen

A

De eerder verworven kennis in een nieuwe situatie gebruiken

26
Q

Analyseren

A

Kennis in deetjes opdelen en bepalen hoe alle deeltjes zich tot elkaar verhouden in een groter geheel

27
Q

Evalueren

A

Een oordeel vellen op basis van doelgerichte criteria

28
Q

Creëren

A

Kenniselementen samenbrengen of reorganiseren tot één coherent en functioneel geheel

29
Q

Waarover gaat het affectieve domein?

A

Over attitudes, waarden, overtuigingen, meningen, interesse en motivatie
Doelen: wie ben ik? waar sta ik voor?

= focust op gevoelens en gedachten die leerlingen ervaren als gevolg van een leerervaring

30
Q

Psychomotorische domein

A

Focust op vaardigheden, bewegingen en handelingen

31
Q

Vanuit welke vraag vertrek je bij het formuleren van lesdoelen?

A

Wat wil ik dat mijn leerlingen leren als resultaat van deze onderwijsactiviteit?

32
Q

Waarnaar verwijst het handelingswerkwoord in een lesdoel?

A

Cognitief proces van Bloom

33
Q

Wat bepaald het zelfstandig naamwoord in een lesdoel?

A

De leerinhoud (kenniscategorie)

34
Q

Waarom is het belangrijk om duidelijke lesdoelen te stellen?

A
  • inspiratie over verdere lesontwerp (werkvormen, media, evaluatie)
  • makkelijker om te evalueren
35
Q

Wat stelt het principe van Constructive Allignment (Biggs & Tang)?

A
  • Je moet realistische en haalbare leerdoelen formuleren voor je leerlingen
  • Onderwijs- en leeractiviteiten moeten in overeenstemming zijn met de leerdoelen
  • Toetsmethodes zijn gericht op de leerdoelen
36
Q

Wat zijn de richtlijnen bij het formuleren van operationele lesdoelen?

A
  1. Beschrijf het eindgedrag van de leerlingen in waarneembaar gedrag
  2. Beschrijf de leerstof nauwkeurig en ondubbelzinnig
  3. Vermijd zo veel mogelijk het gebruik van vage, dubbelzinnige of onduidelijke termen
  4. Neem slechts één leerinhoud per doelstelling op
  5. Vermeld de te leveren minimumprestatie van de leerling
  6. Vermeld de toegelaten informatie en hulpmiddelen
  7. Formuleer de lesdoelen (indien relevant) SMART-I
37
Q

Onder welke vormen kan de minimumprestatie bij een lesdoel voorkomen?

A
  • tijdslimiet
  • aantal of percentage
  • graad van nauwkeurigheid
38
Q

SMART-I

A

Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdgerelateerd
Inspirerend

39
Q

Wat zijn de valkuilen bij het formuleren van lesdoelen?

A
  • doel en middel verwarrren
  • doel en werkvorm verwarren
  • meerdere lesdoelen in één keer beschrijven
  • doel te vaag beschrijven
40
Q

Lesdoel vs leerdoel

A

lesdoel = doel van een les
leerdoel = beoogde eindgedrag van wat leerling moet kunnen aan het einde van een les/module