Hoofdstuk 3 Vocabulaire E Flashcards
1
Q
Écoute!
A
Luister!
2
Q
C’est promis
A
Beloofd
3
Q
Un instant
A
Één momentje
4
Q
On y va!
A
Laten we gaan!
5
Q
Je comprends
A
Ik begrijp (het)
6
Q
Utiliser
A
Gebruiken
7
Q
Finir
A
Afmaken, klaar zijn
8
Q
Expliquer
A
Uitleggen
9
Q
Décider
A
Beslissen
10
Q
Rendre
A
Teruggeven
11
Q
Fâche(e)
A
Boos
12
Q
Stressé(e)
A
Gestrest
13
Q
Lent(e)
A
Langzaam
14
Q
Possible
A
Mogelijk
15
Q
Moins
A
Minder