Hoofdstuk 3: Tonaal liminaire audiometrie Flashcards

1
Q

gehoordrempel

A

de zwakste signaalintensiteit van een zuivere toon met een welbepaalde frequentie waarbij de persoon, in 50% van het aantal aangeboden stimuli, dit signaal nog kan waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dB SPL

A

drukt een geluidsgrootte uit in dB in vergelijking met een fysische referentie, die 2 x 10^(-5) Pa bedraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dB HL

A

duidt de grootte aan van een geluid vergeleken met de gemiddelde drempel van dat geluid voor een populatie van normaal horenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dB SL

A

verwijst naar de intensiteit van een geluid boven de drempel van een bepaald individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

theorema van Fourier

A

iedere akoestische prikkel kan, ongeacht zijn complexiteit, geanalyseerd worden in een combinatie van zuivere sinusoïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kalibratie

A
  • zeker zijn dat een audiometer een zuivere toon produceert op de gevraagde intensiteit en frequentie
  • zorgen dat het signaal enkel aanwezig is in de transducer waarvoor het signaal bestemd is
  • dat het signaal geen distorsie of ongewenste ruisinterferentie vertoont
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ANSI

A

American National Standards Institute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

IEC

A

International Electro-technical Commission

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ISO

A

International Standards Organization

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hughson-Westlake techniek

A
  • familiarisatiefase / supraliminaire zone
  • infraliminaire zone
  • drempelbepalingsprocedure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

PTA

A

= Pure Tone Average

gemiddelde van de luchtgeleidingsdrempels op 500, 1000 en 2000 Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

signal cross-over

A

geluiden, aangeboden aan één oor, BEREIKEN het contralaterale oor
-> stimulussignaal is fysiek aanwezig in niet-testoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

overhoren

A

het geluid, aangeboden aan de ipsilaterale oor, wordt GEHOORD in het contralaterale oor, nadat signal cross-over heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

interaurale attenuatie (IA)

A

het aantal dB die verloren gaan tijdens het proces van transcranieel horen

  • intersubject variabiliteit
  • frequentie van het testsignaal
  • type koptelefoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

definitie maskeren

A

the process by which the threshold of hearing for one sound is raised by the presence of another (masking) sound and the amount by which the threshold of hearing for one sound is raised by the presence of another (masking) sound expressed in decibels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klinisch maskeren

A

-> een techniek om overhoren tegen te gaan
er wordt maskeerruis in het niet-testoor aangeboden om op een betrouwbare manier (zonder risico op overhoren) de auditieve sensibiliteit van het testoor te kunnen bepalen

17
Q

upward spread of masking

A

maskering breidt zich uit naar frequenties die hoger zijn gelegen dan de maskeerfrequentie, maar niet naar lager gelegen frequenties

18
Q

soorten ruis

A
  • witte ruis / breedbandruis
  • smalbandruis / narrow band noise
  • speech noise
19
Q

effective masking level (EML)

A

het verschil in decibels tussen het geluidsniveau van een zuivere toon en de hoeveelheid decibels dat nodig is om deze zuivere toon net te maskeren

20
Q

correctiefactoren occlusie-effect

A

250 Hz -> 20 dB
500 Hz -> 15 dB
1000 Hz -> 5 dB
> 1000 Hz -> geen occlusie

21
Q

ondermaskeren

A

indien de intensiteit van de maskeerruis niet hoog genoeg is blijft de patiënt de toon horen in het niet-testoor
-> geen plateau kan worden bepaald

22
Q

overmaskeren

A

wanneer zoveel ruis aan het niet-testoor wordt aangeboden zodat cross-over naar het testoor optreedt en het testoor zelf gaat maskeren