Hoofdstuk 3 en 4 Lezen Flashcards
1
Q
De inleiding
A
Het eerste deel van een tekst.
2
Q
Anekdote
A
Een grappig verhaaltje.
3
Q
Het slot
A
Het laatste deel van een tekst
4
Q
Hoofdgedachte
A
Het belangrijkste onderwerp van een tekst
5
Q
Ceremonie
A
Plechtige gebeurtenis met vaste regels
6
Q
Jacquet
A
Jasje met schuin aflopende voorkanten en een lange achterkant
7
Q
Desgewenst
A
Als je dat wilt
8
Q
Volmondig
A
Met overtuiging
9
Q
Spontaan
A
Zonder voorbereiding
10
Q
Broodwinning
A
Werk waarmee je geld verdient om van te leven
11
Q
Uiteenlopende
A
Verschillende
12
Q
Kortstondig
A
Niet lang durend
13
Q
Regisseren
A
Regelen; sturen
14
Q
Amper
A
Bijna niet; nauwelijks
15
Q
Geestelijke
A
Iemand in dienst van de kerk
16
Q
Legende
A
Verhaal over een heilige waarin wonderen voorkomen
17
Q
Duur komen te staan
A
Ervoor moeten boeten