hoofdstuk 3 Flashcards
sparen
Sparen betekent dat je geld opzijzet.
Je betaalt je uitgaven met je inkomsten en wat
overblijft, bewaar je en geef je dus niet meteen uit
redenen om te sparen
Voor een grotere aankoop zoals een reis, wagen of keuken.
- Om een reserve te hebben voor onverwachte gebeurtenissen, bijvoorbeeld wanneer je
auto stukgaat en je een nieuwe moet kopen.
- Voor je pensioen, omdat je wettelijk pensioen mogelijk niet voldoende zal zijn.
- Om je kinderen later te helpen: hun studies betalen of bijdragen wanneer ze een
woning willen kopen
spaarquote
De spaarquote is het
percentage van het inkomen dat gespaard wordt
waarvoor dient een zicht rekening
Een zichtrekening is een rekening waarmee je dagelijkse verrichtingen doet. Zo wordt er
bijvoorbeeld loon op gestort en betaal je er je rekeningen of aankopen mee.
waarvoor dient een spaarrekening
Op een spaarrekening plaats je geld dat je niet meteen nodig hebt. Als vergoeding om je
geld daarop te laten staan, krijg je rente.
basis rente
- verwerf je ten laatste vanaf de dag na de storting van elk bedrag dat op je
rekening komt.
getrouwheidspremie
krijg je enkel voor bedragen die gedurende twaalf maanden op je
rekening blijven staan.
roerende voorheffing
= deze belasting is er op de rente die je krijt op je spaarboekje
inflatie
= stijging van algemeen prijspijl
(somigge zullen stijgen, andere zullen dalen)
koopkracht
Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die iemand met zijn inkomen kan kopen, beïnvloed door inflatie en loonontwikkeling.
aandelen
wanneer je een aandeel koop ben je een stukje eigenaar van een bedrijf.
–> bedrijf krijgt geld om te groeien
–> meegenieten van winst die onderneming maakt
2 manieren geld verdienen
- bedrijf maakt winst, aandeelhouders krijgen ook een stuk winst
- verkopen met meerwaarden = doorverkopen
obligaties
= je leent geld uit aan een onderneming of een land
= staadsbon
rating van obligaties
AAA = beste rating
C = slechte rating
AAA en BBB
= relatief veilige beleggingen
BB+ en C
= risicovolle beleggingen
defensieve aandelen
= vrij zeker dan onderneming niet snel faillit zal gaan (beleggen het best in obligaties)
dynamiche belegger
bereid om meer risiscos te nemen en belegt meestal in aandelen uit jongere sectoren
kunnen fel in waarde dalen of misschien zelf geen waarde meer hebben (beleggen meestal in aandelen)