hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

duurzaam

A

milieu en omstandigheden waarin product gemaakt is
–> opnieuw gebruiken
–> nieuwe bestemming geven
–> lokaal kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inkomsten en uitgaven

A

–> moeten passen binnen budget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

terugkerende kosten

A
  • brandstof, verzekering , onderhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sparen

A

= bewaren of apart houden
en bank heeft verschillende spaarvormen
- zicht rekening
- spaar rekening
- termijn rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zicht rekening

A

= geen intrest op zicht rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spaar rekening

A

geld dat je niet meteen nodig hebt, maar het blijft wel zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

termijn rekening

A

vooraf bepaald termijn (budget)
–> niet onmiddelijk beschikbaar
–> looptijd bepaal jezelf (vooraf afgesproken)
–> intrest iets hoger dan spaar rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

terugbetalingscapaciteit

A

= op afgesproken moment terugbetaald (lenen bij vrienden of familie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

garantie

A

koopcontract, factuur of verzekeringspolis en kassaticket goed bewaren
= bewijs voor wettelijke commercïele garantie
–> terugbetaling als je schade hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wettelijke garantie

A
  • verplicht
  • niet onderhandlenen over deze garantie
  • heb je automatisch regt tegenover eindverkoper die je het verkocht heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

inkomsten kort en lang

A

kort
- zakgeld
- studentenjob

lang
- geld verjaardag
- intrest spaarrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uitgaven lang en kort

A

lang
- aankoop bromfiets, laptop

kort
- tijdschrift
- filmticket

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sparen

A

inkmosten moeten hoger zijn dan uitgaven
–> dan pas kun je sparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bewaren van documenten

A
  • zicht op inkomsten en uitgevan
  • nodig voor garantie
    –> wettelijke garantie
    –> commerciële garantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly