hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

decenuim

A

10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eeuw

A

100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

millenium

A

1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

c. Wat betekent circa?

A

→ Circa staat voor ongeveer, naar schatting, niet precies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

d. Waarom staat dat voor verschillende data?

A

Dat zijn belangrijke data die impact hebben op het leven van de
mensen. Die data werden bepaald door historici, wetenschappers…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke periode duurt het langst en wordt uitgedrukt in verschillende
millennia?

A

→de prehistorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

b. Welke periode duurt het kortst en wordt uitgedrukt in decennia?

A

hedendaagse tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem één periode die eeuwen duurt.

A

meerder antwoorden mogelijk
→ het oude nabije oosten ( ca. 4300 jaar)
→ de klassieke oudheid (ca. 1300 jaar)
→ de middeleeuwen ( ca. 1000 jaar)
→ de vroegmoderne tijd ( ca. 300 jaar)
→ de moderne tijd ( ca. 145 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De opeenvolgende tijdvakken worden steeds korter.
Kan je hiervoor een reden bedenken?

A

Gebeurtenissen met een grote impact op het leven van
mensen volgen elkaar steeds sneller op. Uitvindingen,
ontdekkingen, politieke verschuivingen, … BV: AI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overal op de wereld zijn het andere tijdsperioden, wat zouden de oorzaken van de verschillen kunnen zijn?

A

Hoe je naar de geschiedenis kijkt, hangt af van waar je woont. Overal
ter wereld kijken mensen anders naar de geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly