Hoofdstuk 3 Flashcards

Het begin van het leven

1
Q

Corpus luteum

A

Restant van de follikel waaruit de bevruchte eicel is gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Placenta

A

(moederkoek) orgaan dat de foetus van voedingstoffen voorziet zodat deze kan gaan groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uterinaire vloeistof

A

Vloeistof waarmee de embryo word gevoed en beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spermacel

A

Mannelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ovum

A

Vrouwelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Deoxyribonucleic acid

A

DNA (dexoxyribonucleïnezuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mitose

A

Is een type celdeling waarbij nieuwe dochtercellen ontstaan die gelijk zijn aan de moedercel, en op hun beurt in staat zijn om zich te delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Meiose

A

Het proces van celdeling waarbij vier dochtercellen ieder de helft van het aantal chromosomen van de oudercel krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Allelen

A

Paren van genen die eigenschappen bepalen die verschillende vormen kunnen aannemen. Voorbeeld: haarkleur, oogkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reactierange

A

De mogelijke variatie in de daadwerkelijke manifestatie van een eigenschap als gevolg van omgevingsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genoom

A

Volledige set van genetische instructie van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spontane mutatie

A

Verandering van genen zonder aanwijsbare redenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neuroticisme

A

De mate van emotionele stabiliteit die een individu gewoonlijk vertoont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Extraversie

A

De mate waarin mensen graag in andermans gezelschap verkeren en zich het beste voelen in een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conceptie

A

Hierbij komen een zaadcel en eicel samen om de eencellige zygote te creëren waarmee het leven begint (ookwel bevruchting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Blastocyst

A

Een bevruchte eicel

17
Q

Ectoderm

A

Buitenste laag van de embryo -> huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen en ruggenmerg

18
Q

Endoderm

A

Binnenste laag van een embryo -> spijsverteringstelsel, de lever, de alvleesklier, ademhalingsstelsel

19
Q

Mesoderm

A

De laag tussen het endoderm en ectoderm bij een embryo -> spieren, botten, bloed en bloedsomloop

20
Q

Neuronen

A

Zenuwcellen

21
Q

Hemisferen

A

De linker- en rechterhelften van de hersenen

22
Q

Myeline

A

Een isolerend materiaal dat de neuronen (zenuwcellen) bedekt

23
Q

Androgenen

A

Mannelijke geslachtshormonen

24
Q

Miskraam/Spontane abortus

A

Wanneer een zwangerschap eindigt voordat het zich ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan overleven

25
Q

Doodgeboren

A

Wanneer een kind na 16 weken zwangerschap sterft

26
Q

Abortus

A

Wanneer een moeder er vrijwillig voor kiest haar zwangerschap te beëindigen