Hoofdstuk 3 Flashcards
Het begin van het leven
Corpus luteum
Restant van de follikel waaruit de bevruchte eicel is gekomen
Placenta
(moederkoek) orgaan dat de foetus van voedingstoffen voorziet zodat deze kan gaan groeien
Uterinaire vloeistof
Vloeistof waarmee de embryo word gevoed en beschermd
Spermacel
Mannelijke voortplantingscel
Ovum
Vrouwelijke voortplantingscel
Deoxyribonucleic acid
DNA (dexoxyribonucleïnezuur)
Mitose
Is een type celdeling waarbij nieuwe dochtercellen ontstaan die gelijk zijn aan de moedercel, en op hun beurt in staat zijn om zich te delen
Meiose
Het proces van celdeling waarbij vier dochtercellen ieder de helft van het aantal chromosomen van de oudercel krijgen
Allelen
Paren van genen die eigenschappen bepalen die verschillende vormen kunnen aannemen. Voorbeeld: haarkleur, oogkleur
Reactierange
De mogelijke variatie in de daadwerkelijke manifestatie van een eigenschap als gevolg van omgevingsomstandigheden
Genoom
Volledige set van genetische instructie van een organisme
Spontane mutatie
Verandering van genen zonder aanwijsbare redenen
Neuroticisme
De mate van emotionele stabiliteit die een individu gewoonlijk vertoont
Extraversie
De mate waarin mensen graag in andermans gezelschap verkeren en zich het beste voelen in een groep mensen
Conceptie
Hierbij komen een zaadcel en eicel samen om de eencellige zygote te creëren waarmee het leven begint (ookwel bevruchting)