Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Seksuele ontwikkeling

A

Het lichamelijke groeiproces en het psychische leerproces van individuele mensen met betrekking tot seksueel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Morele ontwikkeling

A

De ontwikkeling van het besef van goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale constructie

A

Idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Puberteit

A

De tijd dat een jongere zich ontwikkelt tot volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pre-puberteit

A

De specifieke ontwikkelingsperiode voorafgaand aan de puberteit, waarin alle (hormonale) veranderingen in het lichaam optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opkomende volwassenheid

A

De specifieke ontwikkelingsperiode die loopt van de tienerjaren tot midden twintig. Mensen zijn in deze periode niet langer adolescenten, maar ook nog geen volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Normatieve gebeurtenis

A

Gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken. (normaal zijn)

Normatieve gebeurtenissen kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cohorteffecten

A

Voorbeelden van historisch bepaalde invloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Historisch bepaalde invloeden

A

Omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek moment. Bijvoorbeeld: vuurwerk ramp (treft een grote groep) -> Normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leeftijdsgebonden invloeden

A

Biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep. Bijvoorbeeld: puberteit -> Normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociaal-culturele invloeden

A

Omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor een groep mensen in dezelfde sociale kring of cultuur. Bijvoorbeeld: etnische afkomst, sociale klasse, subculturen -> Normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Niet-normatieve invloeden

A

Specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van één bepaald persoon. (niet normaal)

Bijvoorbeeld: ouders die overlijden tijdens een ongeluk, het winnen van een competitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kwantitatief (continue verandering)

A

Heeft te maken met de hoeveelheid, ontwikkelen zich meer van hetzelfde maar niet in duidelijke stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kwalitatief (discontinue verandering)

A

Heeft te maken met hoeveel inhoud en hoedanigheid anders is dan gedrag in eerdere stadia. Ontwikkeling gebeurd in duidelijke stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nature

A

Verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nurture

A

Verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen

17
Q

Biopsychosociale

A

Verklaring voor gedrag waarbij de verschillende biologische, psychische en sociale factoren elkaar wederzijds beïnvloeden