HOOFDSTUK 3 Flashcards

1
Q

op welke as doen de F2 en welke as doen we F1?

A

F2 is op de y-axis
F1 is op de x-axis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de ideale situatie en waarom doen we dan een rotatie?

A

dat alle punten op de assen liggen - daarom doen we dan rotaties - om die punten ong. op de assen te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke rotaties zijn er?

A

oblieke rotatie en orthogonale rotatie

Oblieke - geen 90 graden hoek - afhankelijk

Orthogonale - 90 graden hoek - onafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nomothetische trekkenpsychologie

A

stelt dat verschillen in gedrag voornamelijk te wijten zijn aan verschillen tussen de personen zelf en hun onderliggende persoonlijkheidstrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interactionisme

A

stelt dat verschillen in gedrag vooral het gevolg zijn van een interactie tussen zowel de persoon als de situatie. De situatie heeft volgens het interactionisme dus een verschillend effect op verschillende personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

situationisme

A

stelt dat verschillen in gedrag vooral te wijten zijn aan verschillen in situaties. Hoe mensen zich gedragen wordt volgens het situationisme dus vooral bepaald door de situatie waarin ze zich bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cross-situationele consistentie bij één persoon

A

geeft aan hoe stabiel of veranderlijk een bepaald gedrag is van één persoon over verschillende situaties heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cross-situationele consistentie over meerdere personen

A

geeft aan hoe verschillende personen zich ten opzichte van elkaar verhouden in een bepaald gedrag over verschillende situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cross-situationele consistentie bij één persoon: nomothetische trekkenpscyhologie

A

hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cross-situationele consistentie bij één persoon: situationisme

A

laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cross-situationele consistentie bij één persoon: interactionisme

A

matig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cross-situationele consistentie over meerdere personen: nomothetische trekkenpsychologie

A

laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cross-situationele consistentie over meerdere personen: situationisme

A

hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cross-situationele consistentie over meerdere personen: interactionisme

A

matig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly