hoofdstuk 3 Flashcards
voorcalculatorische bruto- en nettowinst
voorspelling van dat jaar
je gebruikt het begrip begrote
inkoopwaarde van de omzet
afzet x inkoopprijs
bedrijfsresultaat (netto)
brutowinst - bedrijfskosten + overige bedrijfsopbrengsten
nacalculatorische bruto- en nettowinst
daadwerkelijk voor dat jaar
je gebruikt het begript gerealiseerd
financieringsresultaat
interestopbrengst - interestkosten
nettowinst met dekkingsbijdrage
onderscheidt tussen variabele en constante kosten
dekkingsbijdrage per product: verkoopprijs - inkoopprijs - overige variabele kosten per product
totale dekkingsbijdrage: db per product x afzet
Nettowinst: totale dekkingsbijdrage - constante kosten
nettowinst na belasting moet genoeg zijn voor ondernemersbeloning .
Het moet genoeg zijn voor het betalen van:
(aflossingen (geen ondernemersloon))
1) ondernemersloon
2) gederfde interest
3) ondernemersrisico
verschil in begroot en gerealiseerd resultaat verklaren:
1) omzet: verkoopprijs en afzet verschillen
2) inkoopwaarde van de omzet: inkoopprijs en afzet verschillen
3) bedrijfskosten
4) overige opbrengsten
hoeveelheidseffect bij verschil omzet
de afzet was hoger of lager dan verwacht.
hoeveelheidseffect bij verschil in omzet berekenen
(werkelijke afzet-begrote afzet)x begrote verkoopprijs
prijseffect bij verschil in omzet
verkoopprijs was hoger of lager dan verwacht
prijseffect bij verschil in omzet berekenen
(werkelijke verkoopprijs - begrote verkoopprijs) x werkelijke afzet
hoeveelheidseffect bij verschil in inkoopwaarde van de omzet
afzet was hoger of lager dan verwacht.
Hogere afzet leidt tot hogere kosten
hoeveelheidseffect bij verschil in inkoopwaarde van de omzet berekenen
(begrote afzet-werkelijke afzet) x begrote inkoopprijs
prijseffect bij verschil in inkoopwaarde van de omzet
hogere of lagere inkoopprijs