Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat is de uitkomstenruimte?

A

De verzameling van alle mogelijke uitkomsten van een bepaald proces. We nemen voor dit vak aan dat deze verzameling eindig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een gebeurtenis?

A

Een deelverzameling van de uitkomstenruimte. Soms worden de elementen ook gebeurtenissen genoemd. Twee gebeurtenissen zijn disjunct als A ∩ B = ∅. M.a.w. de gebeurtenissen kunnen niet tegelijk optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn elementen?

A

De items in de uitkomstenruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Probabiliteitsgewicht P(x)

A

De kans dat element x gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 Eigenschappen van probabiliteitsgewicht.

A
  1. Elk gewicht is een reëel getal in het interval [0,1]

2. De som van alle gewichten in de uitkomstenruimte is 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is P in P(x)?

A

We noemen P hier de kansfunctie of probabiliteitsfunctie op de kansruimte S met volgende eigenschappen:

P(A) ≥ 0 voor alle A ∈ S
P(S) = 1
P(A ∪ B) = P(A) + P(B) voor A en B disjuncte gebeurtenissen

Elke functie die hieraan voldoet noemt men een probabiliteitsdistributie of probabiliteitsmaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn complementaire gebeurtenissen?

A

Twee gebeurtenissen E en F uit de uitkomstenverzameling S worden complementair genoemd als E ∩ F = ∅ en E ∪ F = S. Het complement van verzameling E wordt genoteerd als E^c.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bewijs dat als E en F twee complementaire gebeurtenissen zijn, dan is P(F) = 1 - P(E).

A

P(E ∪ F) = 1 (definitie complementaire gebeurtenissen: S = E ∪ F)

P(E) + P(F) = 1 (definitie complementaire gebeurtenissen: E en F zijn disjunct, definitie disjuncte gebeurtenissen)

P(F) = 1 - P(E) (omvormen formule)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn uniforme probabiliteitsmaten?

A

P is een uniforme probabiliteitsmaat als elk element dezelfde probabiliteit heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bewijs dit: Veronderstel p een uniforme probabiliteitsmaat op de uitkomstenruimte S. Dan geldt voor elke gebeurtenis E in S: P(E) = |E|/|S|

A

Stel S = {x1, x2, …, xn} met n = |S|, dan is voor elke i in ℕ[1,n]: 1 = P(S) = P(x1) + P(x2) + … + P(xn) = n*P(xi) waaruit volgt dat P(xᵢ) = 1/n.

Nu is P(E) = De som voor alle x in E van P(x) = De som voor alle x in E van 1/n = |E|/n

Opmerking: Dit geldt enkel voor uniforme probabiliteitsmaten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je de unie berekenen voor 2 gebeurtenissen?

A

Voor twee gebeurtenissen A en B geldt: P(A ∪ B) = P(A) + P(B) - P(A ∩ B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je dit lezen? P(A | B)

A

De voorwaardelijke kans P(A | B) (lees als: A gegeven B) is de kans dat A zich voordoet, gegeven dat B gebeurd is. P(A | B) = P(A ∩ B) / P(B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de vermenigvuldigingsregel?

A

P (A \B) = P (A)P (B |A)

Algemeend:
P(De doorsnede voor i gaande van 1 tot n van Aᵢ) = P(A₁)P(A₂ | A₁)P(A₃ | A₁ ∩ A₂)…P(Aₙ | A₁ ∩ A₂ ∩ … ∩ Aₙ₋₁)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de totalekansformule?

A

Als A1, …, An gebeurtenissen zijn die een partitie vormen van de uitkomstenruimte S, met geen enkele P(Ai) = 0, dan geldt voor elke gebeurtenis B in S dat: P(B) = P(A₁)P(B | A₁) + … + P(Aₙ)P(B | Aₙ)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de regel van Bayes?

A

Als A1, …, An gebeurtenissen zijn die een partitie vormen van de uitkomstenruimte S en P(Ai) is voor geen enkele i gelijk aan 0. Dan geldt voor een willekeurige B ⊆ S met P(B) ≠ 0 dat P(Aᵢ|B) = P(Aᵢ)P(B|Aᵢ)/P(B) = P(Aᵢ)P(B|A)/(P(A₁)P(B|A₁) + … + P(Aₙ)P(Aₙ|B))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer zijn 2 gebeurtenissen onafhankelijk?

A

Twee gebeurtenissen A en B zijn (stochastisch) onafhankelijk wanneer P(A ∩ B) = P(A)P(B) of (als P(B) ≠ 0) P(A | B) = P(A) of (als P(A) ≠ 0) P(B | A) = P(B)

Als A en B onafhankelijk zijn, dan zijn A en Bc ook onafhankelijk evenals Ac en Bc

Bewijs: Omdat A en B onafhankelijk zijn, is P(A ∩ B) = P(A)P(B). Als we nu de totalekansformule voor A met partities B en Bc gebruiken, dan krijgen we dat P(A) = P(A ∩ B) + P(A ∩ Bᶜ) = P(A)P(B) + P(A ∩ Bᶜ) en dus is P(A ∩ Bᶜ) = P(A) - P(A)P(B) = P(A)(1 - P(B)) = P(A)P(Bᶜ)

gelijkaardige redenering voor Ac en Bc

Veralgemening:
P(De doorsnede voor elke i in I van Aᵢ) = Het product voor elke i in I van P(Aᵢ) voor elke I een niet-lege deelverzameling van ℕ[1,n]

17
Q

Wat moeten we doen bij parallelschakelingen?

A

Voor parallelschakelingen nemen we het product van alle kansen van de verbindingen. Het subnetwerk werkt namelijk enkel als alle verbindingen werken.

18
Q

Wat moeten we doen bij serieschakelingen?

A

Voor serieschakelingen nemen we het complement van product van de complementen van alle kansen van de verbindingen. Dit subnetwerk werkt namelijk altijd, tenzij alle verbindingen falen.

19
Q

Wat is een toevalsveranderlijke?

A

Een toevalsveranderlijke X over een uitkomstenverzameling S is een functie die S afbeeldt op ℝ

20
Q

Wanneer is een toevalsveranderlijke discreet?

A

Een toevalsveranderlijke is discreet als de waardenverzameling X(S) eindig of aftelbaar is

Elke discrete toevalsveranderlijke X bezit een kansmassafunctie pX die de voor elke x in S de kans op x geeft, pX: X(S) → [0,1]: x ↦ P(X = x) = P({s ∈ S | X(s) = x})

21
Q

Bewijs dit:
Als X een discrete toevalsveranderlijke is op een uitkomstenverzameling S, dan geldt: De som voor x in X(S) van Pₓ(x) = 1, of algemener: als T ⊆ X(S), dan geldt: P(X ∈ T) = De som voor x in T van Pₓ(x)

A

Noem Ax de gebeurtenis dat X de waarde x aanneemt voor elke x ∈ X(S). Deze gebeurtenissen zijn dan onderling disjunct en hun unie is de hele uitkomstenverzameling, daaruit volgt dat 1 = P(S) = P(Unie voor elke x in X(S) van Aₓ) = Som voor elke x in X(S) van P(X = x) = Som voor elke x in X(S) van pₓ(x)

Als T ⊆ X(S), dan volgt daar analoog uit: P(X ∈ T) = P(Unie voor elke x in T van Aₓ) = Som voor elke x in T van P(X = x) = Som voor elke x in T van Pₓ(x)

21
Q

Bewijs dit:
Als X een discrete toevalsveranderlijke is op een uitkomstenverzameling S, dan geldt: De som voor x in X(S) van Pₓ(x) = 1, of algemener: als T ⊆ X(S), dan geldt: P(X ∈ T) = De som voor x in T van Pₓ(x)

A

Noem Ax de gebeurtenis dat X de waarde x aanneemt voor elke x ∈ X(S). Deze gebeurtenissen zijn dan onderling disjunct en hun unie is de hele uitkomstenverzameling, daaruit volgt dat 1 = P(S) = P(Unie voor elke x in X(S) van Aₓ) = Som voor elke x in X(S) van P(X = x) = Som voor elke x in X(S) van pₓ(x)

Als T ⊆ X(S), dan volgt daar analoog uit: P(X ∈ T) = P(Unie voor elke x in T van Aₓ) = Som voor elke x in T van P(X = x) = Som voor elke x in T van Pₓ(x)

22
Q

Wat is een Bernoulli-verdeelde toevalsveranderlijke?

A

Een discrete toevalsveranderlijke X die Bernoulli-verdeeld is met parameter p heeft X(S) = {0,1} en de kansmassafunctie Px(x) = { p als x = 1 | 1 - p als x = 0}.

23
Q

Wat is een binomiaal verdeelde toevalsveranderlijke?

A

Een discrete toevalsveranderlijke X die binomiaal verdeeld is met parameters p en n heeft X(S) = {0, 1, …, n} en de kansmassafunctie px(k) = (nk)pk(1-p)n-k voor k in ℕ[0,n] en px(k) = 0 voor elke andere k

24
Q

Wat is een geometrisch verdeelde toevalsveranderlijke

A

Een discrete toevalsveranderlijke X die geometrisch verdeeld is met parameter ]0,1[, heeft X(S) = {1,2,…} en kansmassafunctie px(k) = p(1-p)k-1 voor k = 1,2,… en px(k) = 0 voor elke andere k

25
Q

Wat is de verwachtingswaarde?

A

De verwachtingswaarde is een getal dat de gemiddelde uitkomst zal zijn wanneer het aantal uitvoeringen toeneemt. E[X] = Som voor elke x in X(S) van pₓ(x)x

26
Q

Wat is de verwachtingswaarde?

A

De verwachtingswaarde is een getal dat de gemiddelde uitkomst zal zijn wanneer het aantal uitvoeringen toeneemt. E[X] = Som voor elke x in X(S) van pₓ(x)x

27
Q

Bewijs dit:
Als X een discrete toevalsveranderlijke is met waardenverzameling W en kansmassafunctie px en als g(X) een functie is van X. Dan geldt: E[g(X)] = Som voor elke x in W van pₓ(x)g(x)

A

Stel Y = g(X) dan is E[g(X)] = E[Y] = Som voor elke y in g(W) van Py(y)y = Som voor elke y in g(W) van de som voor elke x in W met g(x) = y van pₓ(x)y = Som voor elke y in g(W) van de som voor elke x in W met g(x) = y van pₓ(x)g(x) = Som voor elke x in W van Pₓ(x)g(x)

28
Q

Bewijs dit:

Als X1 en X2 twee toevalsveranderlijken zijn op dezelfde kansruimte S, dan geldt dat E[α₁X₁ + α₂X₂] = α₁E[X₁] + α₂E[X₂]

A

We hebben E[α1X1 + α2X2] = Som voor elke x in S van (α1X1 + α2X2)(s) = Som voor elke x in S van (α1X1(s) + α2X2(s)) = α1(Som voor elke s in S van X1(s)P(s)) + α2(Som voor elke s in S van X2(s)P(s)) = α1E[X1] + α2E[X2]

29
Q

Wat is het moment van de k-orde?

A

Het moment van de k-de orde of het k-de moment µk(x) is de verwachtingswaarde van de toevalsveranderlijke Xk, namelijk µₖ(X) = E[Xᵏ]

30
Q

Wat is de variantie?

A

De variantie van een toevalsveranderlijke X Var(X) is gedefinieerd als Var(X) = E[(X - E[X])²]

31
Q

Wat is de standaardafwijking?

A

De standaardafwijking van een toevalsveranderlijke X is het getal σX is gedefinieerd als σₓ = √(Var(X)). Deze waarde is gemakkelijker leesbaar dan de variantie.

32
Q

Bewijs dit:

Var(X) = E[X²] - E[X]²

A

var(X) = E[(X - E[X])²] = E[X² - 2E[X]X + E[X]²] = E[X²] - 2E[X]E[X] + E[X]² = E[X²] - E[X]²