Hoofdstuk 2 Systeem aarde Flashcards

1
Q

Bij het bestuderen van de aarde gebruiken onderzoekers vier sferen, een voorbeeld is hierbij een regenwoud waarbij alle sferen samenwerken. Welke sferen zijn er, en hoe werken deze samen in een regenwoud?

A

De atmosfeer, de hydrosfeer, de lithosfeer en de biosfeer.
De atmosfeer is vochtig en warm (atmosfeer), er ontstaan veel wolken en het regen er veel (hydrosfeer), hierdoor leven er veel dieren en planten (biosfeer) en de bodem is in evenwicht met de planten (lithosfeer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de atmosfeer? Uit welke lagen bestaat dit?

A

De atmosfeer is de dampkring, de laag lucht die om onze aarde zit.
Het bestaat uit de troposfeer (8 - 18 km): belangrijk voor leven op aarde, alle kringlopen en klimaatprocessen en het bestaat voor 99% uit stikstof en zuurstof.
De stratosfeer (tot 50 km): blokkeert de ozon door uv-straling
De mesosfeer
De thermosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de hydrosfeer?

A

Het vloeibare gedeelde van de aardse sferen. Al het vloeibare water: 97% oceanen, 2% ijskappen en 1% grond- en bodemwater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de biosfeer?

A

Alle levende organismen. (Ook planten en bacteriën)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een kringloop?

A

Wanneer sferen een relatie met elkaar hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de en hoe verloopt de hydrologische kringloop?

A

De waterkringloop.
1. Water uit zeeën, meren en rivieren verdampt: EVAPORATIE.
En planten verdampen via huidmondjes water: TRANSPIRATIE.
2. Via neerslag, infiltratie in de bodem en afstroming over het aardoppervlak komt water weer terug. TERUGSTROMING.
EVAPORATIE + TRANSPIRATIE -> CONDENSATIE (mbv zonlicht) -> REGEN -> SNEUW -> INFILTRATIE (in de bergen naar beneden stromen) + VIA RIVIEREN NAAR BENEDEN = IN DE OCEAN en repeat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat heeft de waterkringloop met verschillende sferen te maken?

A

Waterdruppels die in de atmosfeer gevormd zijn komen terecht op de aarde in de jhydrosfeer en worden opgenomen door biosfeer (planten) en in de bodem lithosfeer (de bodem) of sluiten de lithosfeer (het gesteente). Die deeltjes worden weer naar zee gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is stralingsbalans?

A

De aarde ontvangt energie via de zon. Een deel van de energie wordt omgezet in warmte, en het andere deel wordt weer teruggebracht in de atmosfeer en uitgestraalt. Dit verschil heet stralingsbalns (of energiebalans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor kan een energiebalans verschillend zijn?

A

Dag en nacht. Breedtegraat: bij de evenaar kortere weg dan bij de polen, een kortere weg zorgt voor meer warmte.
Albedo effect = dat donkere kleuren beter warmte opnemen dan lichtere. Dus sneeuw enzo minder snel warmte opnemen dan donker oerwoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de ITZC?

A

Door opwarming in de tropen zet de lucht uit en stijgt op. Hierdoor ontstaat aan het aardoppervlak een tekort aan luchtdeeltjes, oftewel een lagedrukgebied. Dit heet bij de tropen de intertropische convergentiezone (ITCZ). Hoog in de troposfeer op ongeveer 15 km hoogte komt een stroming op gang die de tropen af gericht is. Rond 30 NB en ZB (subtropen) zakt de afgekoelde lucht naar het aardoppervlak en ontstaat er een hogedrukgebied. De opgestegen lucht aan de evenaar moet worden aangevuld: laag in de troposfeer komt een luchstroming (wind) op gang vanuit de subtropen richting de tropen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de wet van Buys Ballot?

A

De lucht stroomt van gebieden met hoge luchtdruk naar lage luchtdruk, maar niet in een rechte lijn. De stroming op het noordelijk halfrond heeft een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links: corioliseffect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de wet van Buys Ballot?

A

De lucht stroomt van gebieden met hoge luchtdruk naar lage luchtdruk, maar niet in een rechte lijn. De stroming op het noordelijk halfrond heeft een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links: corioliseffect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn moessons?

A

Aanlandige zuidwestenwinden die in de zomer veel neerslag brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn passaten?

A

Noordoostenwinden op zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is de ITCZ niet altijd op dezelfde plek?

A

Heeft te maken met de zon: Als de zonloodrecht staat op het Noordelijk Halfrond (in de zomer) dan ligt de lijn van de ITCZ ook op het Noordelijk Halfrond.
De ITZC ligt in onze zomer noordelijker, boven Afrika en Zuid-Azië
Als de zon loodrecht staat op het Zuidelijk Halfrond (in de winter) dan ligt de lijn ook op het Zuidelijk Halfrond.
Deze lijn ligt minder ver van de evenaar af omdat er op het Zuidelijk Halfrond minder land is en daar de lucht niet zo sterk wordt opgewarmd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is oceanische circulatie?

A

Het onstaan van koude en warme zeestromen dat bepaald wordt door een aantal factoren: wind, zoutgehalte en temperatuur. Warmte en kou kan zich hiermee verplaatsen.

16
Q

Wat is thermohaline zeestromen en hoe beweegt het zich?

A

Het is een diepzeestroom die ontstaat door verschillen in zoutgehalte en temperatuur. Dankzij deze stroom hebben we een relatief mild klimaat.

  1. De warme golfstroom trekt naar de Noordpool;
  2. Het water bevriest voor een deel behalve het zoute water
  3. Het zoete water bevriest en het zoute lekt terug in het oceaanwater waardoor het zoutgehalte omhoog gaat en zwaarder wordt
  4. Het zoute water zakt naar de bodem
  5. De diepwaterpomp zorgt ervoor dat het water omgekeerd wordt
17
Q

Wat zijn de klimaatfactoren?

A

Stralingsbalans, luchtcirculatie, luchtdrukgebieden en zeestromen.

18
Q

Wat zijn de temperatuurfactoren?

A

De breedteligging bepaalt de invalshoek van de zonnestralen op aarde.
De hoogteligging.
De ligging: aan zee of landinwaarts?
Koude of warme zeestromen

19
Q

Wat zijn de neerslagfactoren?

A

Luchtdrukgebieden: het opstijgen van lucht in een hogedrukgebied zorgt voor geen of wel neerslag in een bepaald gebied.
Ligging: aan zee of landinwaarts?
Ligging van de gebergten

20
Q

Wat zijn de klimaatgebieden?

A

A: tropisch
B: droog, BS: steppeklimaat, BW: woestijnklimaat
C: zeeklimaat
D: landklimaat
E: koud klimaat, ET: toendraklimaat
EF: sneeuwklimaat, EH: hooggebergteklimaat

21
Q

Wat is verwering?

A

Dat stenen in stukken breken door tijd en temperatuurverschillen.

21
Q

Wat is verwering?

A

Dat stenen in stukken breken door tijd en temperatuurverschillen.

22
Q

Wat is mechanische of fysische verwering en hoe gebeurt het?

A

Het gesteente valt uit elkaar, zonder dat de samenstelling verandert. Het gebeurt door: lage temperatuur (regenwater sijpelt in kleine scheuren van gesteente, ‘s nachts bevriest het en zet het uit, en overdag dooit het. Dit proces wordt herhaald tot het gesteente breekt. Ook wel vorstverwering genoemd en het komt voor in bergen.
Ook door grote temperatuursverschillen: overdag is het gesteente erg warm en in de nacht koelt het af. Door deze temperatuursverschillen zet het gesteente uit en krimpt het en er ontstaan zo scheuren.
Groeiende plantenwortels: ze kunnen kleine scheuren binnendringen, verder uitgroeien en kapotmaken.

23
Q

Wat is chemische verwering en hoe gebeurt het?

A

De mineralen uit het gesteente reageren met water of zuurstof. Sommige mineralen lossen op. Met name kalksteen is gevoelig voor zuur water. Water wordt zuur door plantengroei in warme klimaten waar bacteriën aanwezig zijn.

24
Q

Waarom verweert niet elke steen even makkelijk?

A
  1. De aard van het moedergesteente: sommige typen zijn zwakker of lossen beter op, waardoor chemische en mechanische verwering makkelijker optreedt.
  2. Klimaat: extreme temperatuurverschillen beïnvloeden mechanische verweren: warme, vochtige klimaten
  3. Aanwezigheid van een dekkende bodemlaag: verwering verloopt hierdoor sneller (een rots met een bodemlaag, bijvoorbeeld planten zal beter water en bacteriën vasthouden)
  4. Tijd: hoe langer een berg is blootgesteld aan verwering, hoe meer hij wordt afgebroken
25
Q

Wat is erosie? Welke type zijn er en hoe gaat dit proces te werk?

A

Het schuren van uiteengevallen stukjes steen die schuren langs rivieren. De wind erodeert op twee manieren:

  1. Het legt materiaal op een andere plek neer waardoor een berg ontstaat.
  2. Het legt materiaal neer op een andere plek en daarbij worden nieuwe deeltjes losgemaakt.
26
Q

Hoe gaat erosie bij rivieren?

A

Dalvormende rivier: er wordt een diepe kloof of dal gevormd omdat er door hoogteverschillen ook grote stenen meegenomen kunnen worden
Rivier in vlak gebied: rivier gaat meanderen: brede lussen waardoor het water langzaam stroomt en er wordt veel gesedimenteerd, in de buitenbochten ontstaat erosie.
Vlechtende rivier: in gebieden met onregelmatige afvoer is dit te vinden: veel verweringspuin en beddingen worden vaak geblokkeerd door stenen. Het water zoekt een andere weg, en aan de voet van een berg ontstaat een puinwaaier omdat de snelheid lager wordt en het puin daar neergelegd wordt.