Hoofdstuk 2 - Pathologie van het middenoor Flashcards

1
Q

Wat zijn symptomen van een acute infectie van het middenoor?

A

Oorpijn, oorloop, koorts, anorexie, braken of diarree.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreken we van ernstige AOM?

A

Matige tot ernstige oorpijn en/of koorts > 39°C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van niet-ernstige AOM?

A

Milde oorpijn, koorts < 39°C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een otitis media met effusie (OME)?

A

Een vochtuitstorting t.h.v. het middenoor zonder teken van een acute infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer spreken we van recurrente otitis media?

A

> 3 episodes AOM in 6 maand of > 4 episodes van AOM in 12 maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke leeftijd ligt de piekincidentie van AOM?

A

6-11 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel % van de kinderen hebben minstens 1 episode van AOM gehad voor de leeftijd van 3 jaar?

A

50-85%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel % van de kinderen hebben minstens 1 episode van OME gehad voor de leeftijd van 4 jaar?

A

80%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de herhalingskans van OME binnen de 24 maand?

A

50%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke intrinsieke factoren hebben een invloed op middenoorontstekingen?

A
  • Leeftijd: jonge kinderen
  • Geslacht: meer jongens
  • Ras: indianen en eskimo’s
  • Onderliggende aandoeningen: Down, schisis
  • Laag geboortegewicht of preterm geboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke extrinsieke factoren hebben een invloed op middenoorontstekingen?

A
  • Seizoen
  • Kinderdagverblijf
  • Passief roken en vervuiling
  • Fopspeen: creëert negatieve druk
  • Borstvoeding: beschermend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de frequentse verwekker van AOM?

A

S. penumoniae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke symptomen passen bij een OME?

A

Gehoorverlies, volheidsgevoel, ‘klakken’ van het oor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vul aan:

Infectie door S. Ppneumoniae wordt geassocieerd met …

A

Hogere koorts en ernstiger oorpijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vul aan:

Infectie door H. influenaze is vaak geassocieerd met …

A

Conjunctivitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer worden oordruppels voor een AOM gegeven?

A

Bij oorloop bij een geperforeerd trommelvlies of in aanwezigheid van trommelvliesbuisje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke oordruppels kunnen gegeven worden bij AOM?

A

Ofloxacin of ciprofloxacin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de plaats van decongestiva / antihistaminica bij AOM?

A

Ze hebben geen nut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer worden AB voor AOM gegeven?

A

Wanneer er predisponerende factoren aanwezig zijn, zoals DOwn of schizis. Ook altijd bij een kind jonger dan 6 maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke AB kan gegeven worden voor AOM?

A
  • 1e keuze: amoxicilline
  • Niet IgE-gemedieerde allergie: cefuroximme
  • IgE-gemedieerde allergie: cotrimoxazole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoelang moet de AB behandeling volgehouden worden?

A
  • 10 dagen bij > 2 jaar
  • 5-7 dagen bij oudere kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer wordt verbetering na AB verwacht?

A

Binnen 72u na start.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer is het noodzakelijk om door te verwijzen?

A
  • Kind jonger dan 1 maand
  • Ernstig ziek kind met IgE-gemedieerde penicilline allergie
  • Vermoeden van complicaties
  • Blijvende oorloop
  • Blijvende perforatie
  • Recurrente AOM
24
Q

Wat zijn alarmsymptomen?

A
  • Afstaand oor
  • Roodheid retro-auriculair
  • Persistente hoge koorts
  • Fluctuerende massa
  • Veranderde mentale status
  • N. facialis parese
  • Vertigo
  • Neurosensorieel gehoorverlies
  • Braken
  • Hoofdpijn
  • Nekstijfheid
  • Bomberende fontanel
25
Q

Wat zijn negatieve prognostische factoren bi OME?

A
  • Passief roken
  • Jonge leeftijd bij start
  • Craniofaciale malformaties
  • Kinderdagverblijf
26
Q

Wat is de initiele aanpak van OME?

A

Watchfull waiting.

27
Q

Juist of fout?

Er is geen evidentie van langdurig gunstig effect van medicatie op recidiverende OME.

A

Juist.

28
Q

Wat is het effect van nasale auto-inflatie bij OME?

A

Er is een mogelijk gunstig effect op korte termijn. Het effect op lange terijn is onduidelijk.

29
Q

Wat is het effect van transtympanale drains op OME?

A

Er is een onmiddelijk gunstig effect op het gehoor. Na één jaar is het effect minder groot en is er vrij grote recidiefkans.

30
Q

Welke chirurgische behandeling heeft een meerwaarde bij OME?

A

Transtympanale drains + adenoïdectomie.

31
Q

Wat is de plaats van tonsillectomie als chirurgische behandeling voor OME?

A

Er is geen indicatie.

32
Q

Welk effect heeft het pneumococcen conjugaatvaccin?

A

Er is niet heel veel preventie van middenoorontstekingen maar wel van meningitis.

33
Q

Welk effect hebben vaccins voor H. influenzae?

A

Dit vaccin geeft bescherming tegen type B maar middenoorontstekingen zijn veroorzaakt door andere types.

34
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkeling van COM?

A
  • ET dysfunctie
  • Omgeving: crèche, roken
  • Immuundeficiëntie
  • Reflux
  • Craniofaciale afwijkingen
35
Q

Wat is een cholesteatoom?

A

Een ruimte innemend proces in het middenoor en/of mastoïd bestaande uit een kern van keratine omgeven door meerlagig verhoornend plaveiselepitheel.

36
Q

Hoe ontstaat een congenitaal cholesteatoom?

A

Persistentie van epidermoïde cel resten in het anterieure deel van het epitympanum.

37
Q

Hoe ontstaat een primair verworven cholesteatoom?

A

Door chronische hypoventilatie van het middenoor gaat het trommelvies retraheren waardoor er een zakje opstaat waarin keratine zich kan ophopen.

38
Q

Wat zijn symptomen van een cholesteatoom?

A

Slecht ruikende oorloop, geleidingsslechthorendheid.

39
Q

Wat zijn de symptomen van een groeiend cholesteatoom?

A
  • Evenwichtsklachten / vertigo
  • Pijn
  • Aangezichtsverlamming
  • Neurosensorieel gehoorverlies
  • Symptomen van intracraniële complicaties
40
Q

Wat is een signaalpoliep?

A

Granulatieweefsel t.h.v. de pars flaccida. Het is een teken dat er een onderliggend cholesteatoom aanwezig is.

41
Q

Wat is een goede pre-operatieve beeldvormingstechniek?

A

Cone Beam CT.

42
Q

Waarom is Cone Beam CT geen goede beeldvormingstechniek voor post op evaluatie van cholesteatoomchirurgie?

A

Hierop kan je geen onderscheid zien tussen cholesteatoom en littekenweefsel.

43
Q

Welke beeldvorming is ideel voor opvolging van cholesteatoomchirurgie?

A

MRI.

44
Q

Wat is de meest voorkomende extracraniale complicatie van COM?

A

Mastoïdaal abces.

45
Q

Wat is het verschil tussen een COM bij kinderen en COM bij volwassenen?

A

Bij kinderen is het agressiever, is er 3x meer recidief en is er uitgebreidere ziekte.

46
Q

Wat is de primaire behandeling van COM?

A

Chirurgie.

47
Q

Wat is de meest frequente oorzaak van geleidingsslechthorendheid bij volwassenen met normaal uitziend trommelvlies zonder VG van middenoorproblematiek?

A

Otosclerose.

48
Q

Welke invloed hebben hormonen op otosclerose?

A

Er is een negatieve invloed van oestrogenen. Vrouwen consulteren vaak na een eerste zwangerschap omdat gehoor achteruit is gegaan.

49
Q

Wat is het overervingspatroon van otosclerose?

A

Autosomaal dominant met incomplete penetrantie (20-40%).

50
Q

Juist of fout?

Het gehoorverlies bij otosclerose begint vroeg, in de tienerjaren.

A

Fout, het wordt meestal duidelijk in de 2e en 3e levensdecade.

51
Q

Wat is de pathofysiologie van otosclerose?

A

Het normale bot wordt omgebouwd tot spongiotisch bot waarna secundaire botvorming optreedt.

52
Q

Waar manifesteert otosclerose zich vaak eerst?

A

Het manifesteert zich vaak eerst in de stijgbeugel.

53
Q

Juist of fout?

De stapediusreflex is afwezig bij otosclerose.

A

Juist.

54
Q

Juist of fout?

De Carhart notch is afwezig bij otosclerose.

A

Fout, hij is aanwezig.

55
Q

Wat zijn mogelijke complicaties na chirurgie voor otosclerose?

A
  • Smaakverandering (tijdelijk)
  • Vertigo (tijdelijk)
  • Binnenoorschade