hoofdstuk 2 les 4 Flashcards
1
Q
ab
A
vanaf
2
Q
aber
A
maar
3
Q
einkaufen
A
winkelen
4
Q
früher
A
vroeger
5
Q
genug
A
voldoende
6
Q
Handy
A
het mobieltje
7
Q
Jugenlichen
A
de jongeren
8
Q
lieben
A
houden van
9
Q
möglich
A
mogelijk
10
Q
Schulsachen
A
de schoolspullen
11
Q
Seite
A
de kant
12
Q
Urlaub
A
de vakantie