hoofdstuk 1 les 1 Flashcards
1
Q
beliebt
A
populair
2
Q
das Bunderland
A
de deelstaat
3
Q
der familienname
A
de achternaam
4
Q
die hauptstadt
A
de hoofdstad
5
Q
immer
A
altijd
6
Q
jedes jahr
A
elk jaar
7
Q
jetsz
A
nu
8
Q
schön
A
mooi
9
Q
toll
A
leuk
10
Q
der Vorname
A
de voornaam
11
Q
wichtig
A
belangrijk
12
Q
zeigen
A
laten zien