Hoofdstuk 2: het marktmechanisme Flashcards
De markt
een concept waarbij vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. enkele voorbeelden: goederenmarkten/dienstenmarkten inputmarkten/financielemarkten
4 voorwaarden voor zuivere mededinging op de markt
- homogene goederen
- markt-atomisme (geen effect van een enkele koper/verkoper)
- Geen belemmeringen
- Markttransparantie
Marktvraag
de totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen afhankelijk van determinanten (prijs/ inkomen)
- Vraagfunctie
- Vraagcurve
Vraagfunctie
Deze is afhankelijk van veel determinanten. Xv(v is de vraag naar het product X)
Vraagcurve
Een grafiek waar wordt gekeken naar de verandering in vraag in functie van de prijs. (wat doet de vraag als de prijs stijgt)
Ceteris Paribas
Het gelijk houden van alle determinanten naast de prijs.
Partiële analyse
Beschouwt enkel het effect van de prijs van het goed op de vraag naar het goed. Dit is eenvoudiger en grafisch voorstelbaar alleen je telt een aantal dingen/effecten niet mee.
Wet van de Vraag
Er is een negatief verband tussen de prijs en de hoeveelheid.
Marktaanbod Xa
totale hoeveelheid van een goed die alle producenten samen bereid zijn te produceren in functie van een aantal determinanten (prijs, prijs van productiefactoren enz)
Marktaanbodfunctie
De aanbodfunctie is afhankelijk van heel veel verschillende determinanten
Marktaanbodcurve
Positief verband tussen de prijs van het goed en het aanbod dit wordt grafische weergegeven.
Het marktevenwicht
Het punt waar vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar. Dit geeft een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid. Dit komt automatisch tot stand als de markten goed werken
prijselasticiteit van de vraag
geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid in procenten al verander als gevolg van een procentuele verandering in de prijs. dus als de prijs zal stijgen met 1% hoeveel % zal de vraag dan dalen.
=%verandering in hoeveelheid/%verandering in prijs
The fallacy of composition
Dat wat correct is voor het geheel is niet noodzakelijk correct op individueel vlak. Een voorbeeld hiervan is een mislukte oogst. Een mislukte oogst voor alle producenten is minder erg dan een mislukte oogst voor een producent.
Determinanten van de elasticiteit van de vraag
- Directe beschikbaarheid van substituten (vervangende producten)
- Noodzakelijk goederen vs luxe goederen
- Belang van het budget
- Tijdshorizon
Prijselasticiteit van het aanbod
Als de prijs stijgt met een aantal %, met hoeveel zal het aanbod veranderen %.
= %verandering in hoeveelheid/%verandering in prijs
Determinanten van de elasticiteit van het aanbod
- flexibiliteit en mobiliteit van productiefactoren
- beschouwde tijdshorizon
kruislingse elasticiteit
Kruislingse-elasticiteit geeft weer met hoeveel% de vraag naar goed1 verandert indien de prijs van goed2 stijgt met %
Substituten
De goederen zijn substituten van elkaar vb: fort en nissan of coca cola en pepsi cola. De uitkomst is hier positief: als de prijs van goed1 stijgt, stijgt de vraag naar goed2
complementen
benzine en auto’s. De uitkomst is hier negatief: als de prijs van goed 1 stijgt zal de vraag naar goed 2 dalen
inkomenselasticiteit
geeft weer met hoeveel % de vraag naar een bepaald goed zal wijzigen als het inkomen met een bepaald % stijgt. De waarde van deze elasticiteit hangt af van het soort goed.
Overheidsinterventies
- Directe prijsinterventies (opleggen van min en max prijzen)
- Indirecte prijsinterventies (indirecte belastingen of subsidies)
Indirecte belastingen
accijnzen of ad valorem(BTW)
Productiequotum
een regel die bepaald hoeveel iemand maximaal mag produceren/vangen –> kans op illegale handel
repressief beleid
Het zelf naar beneden drukken van het aanbod om zo gebruik te verminderen
Preventief beleid
Door bepaalde dingen integreren zodat de vraag zal afnemen