Hoofdstuk 2: Argumenteren en discusieren Flashcards

1
Q

Wanneer is een verschil van mening opgelost?

A

Als 1 van de partijen zijn aanvankelijke positie herziet. Of zijn twijfel laat varen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen het oplossen en het beslechten van een verschil van mening?

A

Bij beslechten wordt er een beschaafde, of onbeschaafde, manier gebruikt, bv. door een 3e partij zijn mening te laten vragen of een stemming te organiseren.

Een oplossing is als beide partijen op rationele gronden tot dezelfde overtuiging komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie is de protagonist?

A

Iemand die een standpunt verdedigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie is de antagonist?

A

Iemand die een standpunt aanvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke 4 fase bestaat de ideale discussie?

A

.1 Confrontatiefase
.2 De openingsfase
.3 De argumentatiefase
.4 De afsluitingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de confrontatiefase in?

A

Hierbij stellen alle partijen vast dat er een verschil van mening bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de openingsfase in?

A

Hier worden afspraken gemaakt over het beloop van de discussie . Er wordt afgesproken bij wie de bewijslast ligt, wat de uitgangspunten zijn, en hoe het afgesloten wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de argumentatiefase in?

A

De protagonist houdt een betoog om zijn standpunt te verdedigen tov. de kritiek van de antagonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de afsluitingsfase in?

A

Hier stellen de partijen vast in hoeverre het verschil van mening is opgelost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt dialectische transformatie in?

A

Dat argumentatieve teksten en discussie gereconstrueerd worden tot (hehe) gereconstrueerde argumentatieve teksten en discussies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 transformaties ondergaat de tekst tijdens het reconstructieproces?

A

.1 Additie
.2 Deletie
.3 Permutatie
.4 Substitutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt een additie vaak in tijdens dialectische transformatie.

A

Verzwegen elementen worden benoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt een deletie vaak in tijdens dialectische transformatie?

A

Irrelevante elementen worden weg gelaten. Dialectische elementen (bv. herhalingen van het standpunt) Zijn retorisch vaak wel interessant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt een substitutie vaak in tijdens dialectische transformatie?

A

Bv. het veranderen van een retorische vraag in een standpunt of argument. Of meerdere formuleringen van een standpunt veranderen tot 1 standpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt een permutatie vaak in tijdens dialectische transformatie?

A

Het herschikken van de argumenten of deze tot een andere fase laten rekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de schematische weergave van Modus ponendo ponens?

A

Als P, Dan Q.

P is zo, dus Q is ook zo.

17
Q

Wat is de schematische weergave van Modus Tollendo Tollens?

A

Als P, dan Q

Niet Q, dan ook niet P

18
Q

Wat is het logisch minimum?

A

Als… Argument, Dan…. Standpunt.

19
Q

Hoe kom je tot een pragmatisch optimum?

A

Eerst logisch minimum, dan óf generaliseren , of relatie tussen argument en standpunt benomen.