Hoofdstuk 2 Flashcards
La mesa
De tafel
La carta
De kaart, het menu
El plato
Het gerecht
El camarero
De ober
La receta
Het recept
El sabor
De smaak
El agua sin gas
De mineraalwater
La sopa
De snoep
La ensalada
De salade
Las verduras
De groente
El pollo
De kip
El arroz
De rijst
La salsa
De saus
El queso
De kaas
Tener sed
Dorst hebben
Tener hambre
Honger hebben
Delicioso
Heerlijk
Sano
Gezond
Rico
Lekker, rijk
Vegetariano
Vegetarisch
Típico
Typisch
Tomar
Nemen, drinken
Cocinar
Koken
Probar
Proeven, proberen
Preparar
Bereiden, klaarmaken
Pedir
Vragen, bestellen
Pensar
Denken
Quemado
Verbrand
El tema
Het onderwerp
El hispanohablante
De Spaanstalige
La pregunta
De vraag
La respuesta
Het antwoord
La explicación
De uitleg
La palabra
Het woord
El día festivo
De feestdag
El ingrediente
Het ingrediënt
El limón
De citroen
La pimienta
De peper
El pimiento
De paprika
La sal
Het zout
La copa
Het glas
La bebida
Het drankje
Necesitar
Nodig hebben
Significar
Betekenen
Olvidar
Vergeten
Entrar
Naar binnen gaan
Echar
Toevoegen
Saber
Weten
Cubrir
Bedekken
Las palomitas
De popcorn
La harina
Het meel
El ajo
De knoflook
El champiñón
De champignon
La piña
De ananas
La fresa
De aardbei
El café
De koffie
Salado
Zout
Picante
Pittig
Dulce
Zoet
Redondo
Rond
Plano
Plat
Famoso
Beroemd
Socorro
Help
El problema
Het probleem
El consejo
Het advies
La costumbre
De gewoonte
Resistir
Zich verzetten, weerstand bieden aan
Elegir
Kiezen
Significar
Betekenen
La carne
Het vlees
El pescado
De vis
La lechuga
De sla
El jamón
De ham
El helado
Het ijs
La fruta
Het fruit
El huevo
Het ei
El menú del día
Het dagmenu
El primero
Het voorgerecht
El l segundo
Het hoofdgerecht
El postre
Het nagerecht
La cuenta
De rekening
Por supuesto
Natuurlijk, uiteraard
El refresco
De frisdrank
