Hoofdstuk 2 Flashcards
praat met je klasgenoot
habla con tu compañero
qué prefieres?
wat heb je liever?
o
of
también
ook
un avión
een vliegtuig
una flor
een bloem
el periódico
de krant
la revista
het tijdschrift
el bombon
de bonbon
el agua
het water
la cerveza
het bier
España
Spanje
Holanda
Nederland
la pizarra
het schoolbord
la mesa
de tafel
la silla
de stoel
el mapa
de kaart
la mochila
de rugzak
la pared
de muur
el ordenador
de computer
el boligrafo
de pen
el cuaderno
het schrift
la ventana
het raam
cómo se llamo eso en español?
hoe noem je dit in het spaans?
es
het is
más
plus
menos
min
por
keer
son
zijn
el grafito
het potlood
el animal doméstico
het huisdier
el coche
de auto
cuánto
hoeveel
el gato
de kat
la falda
de rok
la mochila
de rugzak
la película
de film
cómo te llamas?
hoe heet je?
cómo se escribe tu apellido?
hoe spel je je naam?
qué tal?
hoe gaat het?
cuánto es?
hoeveel is het?
cuántas mesas hay en el aula?
hoeveel tafels zijn er in het lokaal?
qué prefieres?
wat heb je liever?
el agua
het water
alemán
duits
la autopista
de snelweg