Hoofdstuk 1 Flashcards
1
Q
qué significa…
A
wat betekent…
2
Q
cómo se escribe…
A
hoe schrijf je…
3
Q
qué es eso?
A
wat is dat?
4
Q
puedes repetir?
A
kun je dat herhalen?
5
Q
no entiendo
A
ik begrijp het niet
6
Q
más despacio, por favor
A
lanzamer, alstublieft
7
Q
otra vez, por favor
A
nog een keer, alstublieft
8
Q
hasta la semana próxima!
A
tot volgende week!
9
Q
buenos días
A
goeiedag
10
Q
buenas tardes
A
goedemiddag
11
Q
buenas noches
A
goedenavond/goede nacht
12
Q
qué nombre mas bonito
A
wat een mooie naam
13
Q
cómo se escribe tu apellido?
A
hoe schrijf je je achternaam?
14
Q
cómo se escribe?
A
hoe schrijf je dat?
15
Q
cómo se llama eso en español?
A
hoe noem je dit in het spaans?