hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

amerikanisering

A

het verschijnsel dat op steeds meer plekken in de wereld uitingen van de noord-amerikaanse cultuur te zien zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bnp per inwoner

A

het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bruto regionaal product

A

de totale geldwaarde van alle in een regio geproduceerde goederen en dinesten per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

clientelisme

A

informele machtsstructuur waarbij gunsten worden verleend in ruil voor loyalilteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

comperatief kostenvoordeel

A

het financiele voordeel dat een land behaalt wanneer het een product goedkoper kan produceren dan een ander landc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

culturele diffusie

A

de verspreiding en vermeninging van cultuurelementen, vernieuwingen en ideen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

culturele diversiteit

A

situatie waarin de cultuurelementen binnen een gebied of in de wereld van elkaar verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de-agraisatie

A

proces waarbij het belang van de landbouw in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bnp afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dictatuur

A

regeringsvorm waarin 1 persoon of een kleine groep de absolute macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

diversificatie

A

het minder eenzijdig maken van de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

energietransitie

A

de overgang van fossiele energiebronnen naar duurzame energiebronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

etniciteit

A

een geheel van sociaal-culturele kenmerken waarvan mensen in een bepaalde groep vinden dat die bij hen horen en die hen onderling verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

etnische diversiteit

A

het naast elkaar bestaan van meerdere etniciteiten in de samenlevinge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

exportvalorisatie

A

bewerking van en waardetoevoeging aan goederen die voor de export bestemd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gated community

A

stadsdeel dat door een muur of hekwerk afgelsoten is van de openbare ruimte. het stadsdeel kan bestaan uit enkele gebouwen, maar ook een hele wijk omvatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ginicoefficient

A

maat om de inkomensongelijkheid in een land te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

good goverance

A

goed bestuur met als uitgangspunten, openheid, verantwoording, rechtvaardigheid, bevolkingsparticipatie en overeenstemming

18
Q

grondbezitverhoudingen

A

de eigendomsverhouding van grond op het platteland

19
Q

human development index hdi

A

samengestelde indicator waarin het bnp per inwoner, de mate van scholing en de levensverwachting meeweegt

20
Q

importsubsititie

A

als een land goederen die het eerst importeerde zelf gaat produceren

21
Q

industralisatie

A

periode waarin een samenleving voor het inkomen steeds sterker afhankelijk wordt van industrie in plaats van landbouw

22
Q

informele sector

A

ongeschoold, slechtbetaald werk in de dienstensector dat niet officieel wordt geregisteerd. mensen betalen geen belasting, maar hebben ook geen recht op uitkeringen

23
Q

kettingmigratie

A

vorm van volgmigratie die op gang wordt gebracht doordat eerdere migranten (al dan niet gekleurd) informatie sturen naar achterblijvers

24
Q

landgrabbing

A

het verwerven van landbouwgrond in arme landen door kolonisten, (vaak buitenlandse) investeerders en (multinatiionale) bedrijven waarbij de plaatselijke bevolking gedwongen wordt zijn land af te staan

25
Q

lingua franca

A

taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertalen

26
Q

lorenzcurve

A

grafische weergave van de ongelijke verdeling van een maatschappelijk verschijnsel, zoals de inkomensverdeling

27
Q

nationalisme

A

politieke ideologie die het het eigen land, die eigen inwoners en de eigen nationale identiteit als uitgangspunt neemt

28
Q

neoliberalisme

A

politieke stroming die is gericht op markwerking, een kleinere overheid, vrijhandel en vrijheid op het gebied van internationale kapitaalstromen

29
Q

oligarchie

A

vorm van overheersing waarbij de macht in handen van een kleine groep mensen uit de bevorrechte klasse

30
Q

ontginninh

A

verandering van het natuurlandschap om het geschikt te maken voor het menselijk gebruik

31
Q

politieke polarisatei

A

het versterken van de tegenstellingen in de politiek, waarbij links en rechts steeds verder uit elkaar komen te liggen

32
Q

populisme

A

politieke storming die uitgaat van een grote tegenstelling tussen een elite enerzijds en de rest van de bevolking anders, en daarbij zegt aan de kant van het volk te staan

33
Q

reprimaire ontwikkeling

A

hier: terugvallen op de export van grondstoffen na een periode van industralisatie waarbij relatief meer halffabricaten en eindproducten uitgevoerd worden

34
Q

ruimtelijke ongelijkheid

A

verschillen tussen gebieden, vooral de sociaal-economische verschillen die als onrechtvaardig of ongewenst worden beschouwd

35
Q

ruimtelijke segratie

A

ruimtelijke scheiding van kansarme en kansrijke (etnische) groepen in een stad of gebied

36
Q

ruraal-urbane migratei

A

migratie van het platteland naar de stad

37
Q

sociale mobialiteit

A

veranderen van de s-e klasse

38
Q

sociale ongelijkheid

A

situatie waarin er verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen zijn tussen groepen mensen in ee ngebied

39
Q

tertiarisering

A

proces waarbij het belang van de diensten in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bnp toeneemt

40
Q

verstedelijksgraad

A

aandeel van de stedelijke bevolking in de totale bevolking

41
Q

verstedelijkstempo

A

snelehid waarmee de verstedelijkingsgraad verandertv

42
Q

zelfbouwwijken

A

wijk waar de bewoners zelf (illegaal) woningen hebben gebouwd. heet ook wel favela of informal city