hoofdstuk 2 Flashcards
amerikanisering
het verschijnsel dat op steeds meer plekken in de wereld uitingen van de noord-amerikaanse cultuur te zien zijn
bnp per inwoner
het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar
bruto regionaal product
de totale geldwaarde van alle in een regio geproduceerde goederen en dinesten per jaar
clientelisme
informele machtsstructuur waarbij gunsten worden verleend in ruil voor loyalilteit
comperatief kostenvoordeel
het financiele voordeel dat een land behaalt wanneer het een product goedkoper kan produceren dan een ander landc
culturele diffusie
de verspreiding en vermeninging van cultuurelementen, vernieuwingen en ideen
culturele diversiteit
situatie waarin de cultuurelementen binnen een gebied of in de wereld van elkaar verschillen
de-agraisatie
proces waarbij het belang van de landbouw in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bnp afneemt
dictatuur
regeringsvorm waarin 1 persoon of een kleine groep de absolute macht heeft
diversificatie
het minder eenzijdig maken van de economie
energietransitie
de overgang van fossiele energiebronnen naar duurzame energiebronnen
etniciteit
een geheel van sociaal-culturele kenmerken waarvan mensen in een bepaalde groep vinden dat die bij hen horen en die hen onderling verbinden
etnische diversiteit
het naast elkaar bestaan van meerdere etniciteiten in de samenlevinge
exportvalorisatie
bewerking van en waardetoevoeging aan goederen die voor de export bestemd zijn
gated community
stadsdeel dat door een muur of hekwerk afgelsoten is van de openbare ruimte. het stadsdeel kan bestaan uit enkele gebouwen, maar ook een hele wijk omvatten
ginicoefficient
maat om de inkomensongelijkheid in een land te meten
good goverance
goed bestuur met als uitgangspunten, openheid, verantwoording, rechtvaardigheid, bevolkingsparticipatie en overeenstemming
grondbezitverhoudingen
de eigendomsverhouding van grond op het platteland
human development index hdi
samengestelde indicator waarin het bnp per inwoner, de mate van scholing en de levensverwachting meeweegt
importsubsititie
als een land goederen die het eerst importeerde zelf gaat produceren
industralisatie
periode waarin een samenleving voor het inkomen steeds sterker afhankelijk wordt van industrie in plaats van landbouw
informele sector
ongeschoold, slechtbetaald werk in de dienstensector dat niet officieel wordt geregisteerd. mensen betalen geen belasting, maar hebben ook geen recht op uitkeringen
kettingmigratie
vorm van volgmigratie die op gang wordt gebracht doordat eerdere migranten (al dan niet gekleurd) informatie sturen naar achterblijvers
landgrabbing
het verwerven van landbouwgrond in arme landen door kolonisten, (vaak buitenlandse) investeerders en (multinatiionale) bedrijven waarbij de plaatselijke bevolking gedwongen wordt zijn land af te staan
lingua franca
taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertalen
lorenzcurve
grafische weergave van de ongelijke verdeling van een maatschappelijk verschijnsel, zoals de inkomensverdeling
nationalisme
politieke ideologie die het het eigen land, die eigen inwoners en de eigen nationale identiteit als uitgangspunt neemt
neoliberalisme
politieke stroming die is gericht op markwerking, een kleinere overheid, vrijhandel en vrijheid op het gebied van internationale kapitaalstromen
oligarchie
vorm van overheersing waarbij de macht in handen van een kleine groep mensen uit de bevorrechte klasse
ontginninh
verandering van het natuurlandschap om het geschikt te maken voor het menselijk gebruik
politieke polarisatei
het versterken van de tegenstellingen in de politiek, waarbij links en rechts steeds verder uit elkaar komen te liggen
populisme
politieke storming die uitgaat van een grote tegenstelling tussen een elite enerzijds en de rest van de bevolking anders, en daarbij zegt aan de kant van het volk te staan
reprimaire ontwikkeling
hier: terugvallen op de export van grondstoffen na een periode van industralisatie waarbij relatief meer halffabricaten en eindproducten uitgevoerd worden
ruimtelijke ongelijkheid
verschillen tussen gebieden, vooral de sociaal-economische verschillen die als onrechtvaardig of ongewenst worden beschouwd
ruimtelijke segratie
ruimtelijke scheiding van kansarme en kansrijke (etnische) groepen in een stad of gebied
ruraal-urbane migratei
migratie van het platteland naar de stad
sociale mobialiteit
veranderen van de s-e klasse
sociale ongelijkheid
situatie waarin er verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen zijn tussen groepen mensen in ee ngebied
tertiarisering
proces waarbij het belang van de diensten in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bnp toeneemt
verstedelijksgraad
aandeel van de stedelijke bevolking in de totale bevolking
verstedelijkstempo
snelehid waarmee de verstedelijkingsgraad verandertv
zelfbouwwijken
wijk waar de bewoners zelf (illegaal) woningen hebben gebouwd. heet ook wel favela of informal city