Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Algemene meeropbrengsten

A

Als de hoeveelheid van één (variabele) productiefactor toeneemt terwijl de andere productiefactor in omvang gelijk blijft, ontstaan er afnemende meeropbrengsten bij de productiefactor waarvan de hoeveelheid gestegen is. Dat betekent dat de extra productie die één extra eenheid van de variabele productiefactor met zich meebrengt steeds kleiner wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsproductiviteit

A

De productie per persoon per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur of per arbeidsjaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Constante schaalopbrengsten

A

Bij constante schaalopbrengsten is het percentage waarmee het (potentiële) bbp groeit steeds even hoog als het percentage waarmee de som van de hoeveelheid arbeid en de hoeveelheid kapitaal (K + L) groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

economisch kapitaal

A

(= kapitaalgoederenvoorraad) Goederen die nodig zijn om andere producten voort te brengen. De totale waarde van de hoeveelheid kapitaalgoederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kapitaalproductiviteit

A

De productie per eenheid kapitaal per tijdseenheid (bijoorbeeld per uur of per jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klassieke theorie

A

De klassieke (economische) theorie kent als uitgangspunt dat de economische groei bepaald wordt door de hoeveelheid en de kwaliteit van de productiefactoren Door marktwerking zal de werkelijke productie dan steeds gelijk zijn aan de potentiële productie. De overheid moet zich niet actief met de economie bemoeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Marktmechanisme

A

(= prijsmechanisme) De prijs van de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als gevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

meeropbrengsten

A

Meeropbrengsten geven de extra (potentiële) productie wee die ontstaat als gevolg van het inzetten van één extra eenheid van de variabele productiefactor (arbeid of kapitaal) bij een gelijkblijvende omvang van de andere productiefactor (kapitaal of arbeid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Menselijk kapitaal

A

(= human capital) De kennis en vaardigheden die werknemers bezitten en waarover een bedrijf kan beschikken. Het geheel aan kennis, ervaring en vaardigheden van een persoon of van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking kun je als ‘kapitaal’ beschouwen waarin je kunt investeren door bijvoorbeeld bijscholing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

natuurlijk kapitaal

A

Het natuurlijke kapitaal van een land bestaat uit zaken als de ligging, de aanwezigheid van bodemschatten en een gunstig klimaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Potentiële productie

A

De potentiële productie is het productieniveau dat een economie gezien zijn productiestructuur kan bereiken. De hoogte van de potentiële productie wordt bepaald door de beschikbare hoeveelheid arbeid en kapitaal en de totale factorproductiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Productiefunctie

A

Y* = A(K,L): de omvang van de potentiële productie (het potentiële bbp, Y*) is een functie van de hoeveelheid arbeid (L, van het Engelse woord Labour), de hoeveelheid kaptaal en land (K), vermenigvuldigt met een factor die de totale factorproductiviteit weergeeft (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schaalopbrengsten

A

De toename van de (potentiële) productie als arbeid en kapitaal beiden met één eenheid verhoogd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structurele kant van de economie

A

de aanbodzijde van de economie, die zich richt op de lange termijn en de pntwikkeling van de potentiële productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Structuurbeleid

A

Beleid waarbij geprobeerd wordt om de potentiële productie te verhogen, ook wel groeibevorderend beleid genoemd. Structuurbeleid is gericht op de lange termijn, waarbij geprobeerd wordt beroepsbevolking, kapitaalgoederenvoorraad en totale factorproductiviteit te verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Totale factorproductiviteit

A

De totale factorproductiviteit geeft de kwaliteit van de productiefactoren en de efficiëntie waarmee zij worden ingezet bij de productie weer. Het wordt ook wel de stand van de technologie genoemd. De totale factorproductiviteit is een verklaring voor het feit dat de output (het bbp) sterker kan groeien dan de input (de hoeveelheid arbeid en kapitaal)