Hoofdstuk 2

Question 1

Wat is virtualisatie?

Answer 1

Creeren van een virtuele versie van iets(hardware,opslagplaatsen,netwerkbronnen)

Question 2

Welke 2 architecturen zijn er?

Answer 2

Traditioneel -> de os spreekt de hardware aan en heeft 1 of meerdere applicaties erbovenop.
Virtueel -> je hebt meerdere virtuele computers die de hardware delen met verschillende os.

Question 3

Wat bevat een virtueel machine?

Answer 3

Deze heeft een virtuele versie van alle componenten zoals cpu,ram,harde schijf,nic

Question 4

Wat doet de virtualisatiesoftware met de fysieke bronnen?

Answer 4

Hij zorgt ervoor dat die gedeeld wordt over de virtuele hardware.
De virtuele harde schijf wordt als bestanden bijhouden in de fysieke.
elke virtuele machine heeft een gedeelte van de fysieke harde schijf.
de virtuele processor krijgt een gedeelte van de fysieke processor

Question 5

Wat doet een hypervisor?

Answer 5

Zorgt voor de vertaling tussen de fysieke en virtuele hardware.
en zorgt ervoor dat je 
virtuele bronnen kan maken
vm kan starten
fysieke bronnen kan aanspreken

Question 6

Wat zijn de voordelen van virtualisatie?

Answer 6

Het is goedkoper dan bv nieuwe fysieke componenten te kopen
beter voor de ecologische voetafdruk
efficienter gebruik van de hardware.

Question 7

Wat is een virtuele machine?

Answer 7

programma dat volledig een computer nabootst en andere os of programmas uitvoert

Question 8

Welke soorten virtuele machines zijn er?

Answer 8

Programeerspecifieke

emulator

ApplicatieSpecifieke

Question 9

Welke 2 types hypervisors zijn er?

Answer 9

Je hebt de type 1 en deze ligt rechtstreeks op de hardware,soms ingebouwd

voordeel= er kunnen meer resources aan de vm gegeven worden;
nadeel = hoge technische vereiste

Je hebt type 2 en het aanspreken gebeurt via de fucnties van de os
nadeel: niet zo krachtig en efficient als type 1.