Hoofdstuk 19 Flashcards
A. Geef een omschrijving van de door de fiscus gehanteerde begrippen saldo fiscale winst, belastbare winst en belastbaar bedrag.
B. Welke term gebruiken wij in dit boek voor het fiscale begrip belastbare winst?
A. Het saldo fiscale winst = de winst op basis van de fiscale grondslagen voor de waardering en winstbepaling, zonder rekening te houden met de geldende fiscale faciliteiten en het feit dat bepaalde kostenposten fiscaal geheel of gedeeltelijk niet worden erkend.
De belastbare winst = de winst waarover belasting verschuldigd is en wordt berekend door het saldo fiscale winst te corrigeren voor de van toepassing zijnde bedragen van de fiscale faciliteiten en de fiscaal niet-aftrekbare kosten.
Het belastbaar bedrag = de in een boekjaar genoten belastbare winst verminderd met te verrekenen verliezen. Naar het belastbaar bedrag wordt vennootschappelijk verheven.
B. Daarvoor gebruiken wij in dit boek de term fiscale winst. Deze door ons genoemde fiscale winst kan als maatstaf dienen ter vergelijking met de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting.
Hoe werkt de fiscale verliescompensatie?
Ondernemingsverliezen kunnen worden gecompenseerd met de winst uit het laatste voorafgaande jaar (carry back) en daarna met de winsten die in de komende jaren behaald zullen worden (carry forward).
Geef aan op welke wijze een compenseerbaar verlies in de bedrijfseconomische jaarrekening verwerkt dient te worden indien er sprake is van:
A. Carry back
B. Carry forward
A. De vordering uit hoofde van carry back is een ‘zekere’ vordering op de fiscus: deze dient zonder meer in de balans te worden opgenomen.
B. De vordering uit hoofde van carry forward is een voorwaardelijke vordering op de fiscus: deze dient - in de veronderstelling dat er in de toekomst voldoende fiscale winsten behaald zullen worden om de vordering ‘binnen te halen’ - eveneens in de balans te worden opgenomen.
A. Wanneer is er sprake van een tijdelijk verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale winst?
B. Geef drie voorbeelden van tijdelijke winstverschillen.
A. Er is sprake van een tijdelijk winstverschil als het totale resultaat over de levensduur van de onderneming bedrijfseconomisch en fiscaal gelijk is, maar verschillend over de jaren wordt verdeeld.
B. Voorbeelden van tijdelijke winstverschillen:
- bedrijfseconomisch en fiscaal verschillende afschrijvingsmethoden.
- bepaalde kosten worden fiscaal direct ten laste van het resultaat gebracht en bedrijfseconomisch geactiveerd, gevolgd door jaarlijkse afschrijvingen.
- voor de bepaling van de toevoeging aan een voorziening worden bedrijfseconomisch en fiscaal verschillende methoden gebruikt.
Wat is het verschil tussen de statische en dynamische bepaling voor de voorziening voor latente belastingverplichtingen?
Statische methode: de stand van de voorziening wordt berekend uit het verschil tussen de bedrijfseconomische en fiscale boekwaarde(s).
Dynamische methode: de toevoeging c.q. onttrekking aan de voorziening wordt berekend uit het verschil tussen de bedrijfseconomische en fiscale winst.
A. Wat is het verschil tussen actieve en passieve belastinglatenties?
B. Geef een voorbeeld van een situatie die leidt tot een actieve latentie.
A. Actieve latentie: vordering op de fiscus; in de volgende jaren zal de fiscale winst lager zijn dan de bedrijfseconomische.
Passieve latentie: verplichting aan de fiscus; in de volgende jaren zal de fiscale winst hoger zijn dan de bedrijfseconomische.
B. Een voorbeeld is een voorziening die bedrijfseconomisch wordt gevormd, maar fiscaal (nog) niet wordt erkend.
In hoeverre dient volgens de IASB en de RJ een actieve latentie in de balans te worden opgenomen?
De IASB en de RJ stellen opname in de balans verplicht tot het bedrag waarvan het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn voor verrekening.
A. Wanneer is er sprake van een definitief verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale winst?
B. Geef drie voorbeelden van definitieve winstverschillen.
A. Er is sprake van een definitief winstverschil indien het verschil tussen bedrijfseconomisch en fiscaal resultaat in een later jaar niet wordt opgeheven; oftewel, er ontstaat een verschil in de totale winst, gemeten over de hele levensduur van de onderneming.
B.
- winsten van kapitaalbelangen zijn bedrijfseconomisch winst voor de deelnemer; fiscaal vallen ze vaak onder de deelnemingsvrijstelling.
- fiscaal bestaat de faciliteit van de investeringsaftrek; deze is bedrijfseconomisch niet aan de orde.
- fiscaal zijn boetes, opgelopen in de uitoefening van het bedrijf, niet aftrekbaar; bedrijfseconomisch komen ze ten laste van het resultaat.
Wat wordt er verstaan onder onderdruk respectievelijk overdruk?
Onderdruk: de effectieve belastingdruk (de belastinglast in de bedrijfseconomische resultatenrekening uitgedrukt in de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van belasting) is lager dan het nominale of toepasselijke belastingtarief.
Overdruk: de effectieve belastingdruk is hoger dan het nominale of toepasselijke belastingtarief.
Waarom is het voor de vermogenspresentatie gewenst dat er bij toepassing van actuele c.q. reële waarde een voorziening voor latente belastingverplichtingen gevormd wordt?
Dat is gewenst, omdat anders het eigen vermogen geflatteerd zou worden weergegeven; de post Herwaarderingsreserve behoort immers tot het eigen vermogen. Door een voorziening voor latente belastingverplichtingen wordt aangegeven dat in de herwaarderingsreserve een fiscale claim schuilt.
A. Op welke twee manieren kan bij toepassing van actuele c.q. reële waarde de overdruk uit hoofde van herwaardering worden verwerkt?
B. Welke verwerkingsmethode doet het meest recht aan de uitgangspunten van de substantialistische winstopvatting?
A. De overdruk uit hoofde van herwaardering kan worden verwerkt:
- ten laste van het (eigen) vermogen;
- ten laste van het resultaat.
B. Verwerking ten laste van het resultaat: het totale bedrag op de herwaarderingsreserve is aan de onderneming gebonden, om vervanging veilig te stellen.
a. Welke argumenten zijn er aan te voeren pro en contra het waarderen van de belastinglatenties op de contante waarde?
b. Wat zijn de opvattingen van de IASB en de RJ ter zake?
a.
Pro = er is sprake van een renteloze verplichting c.q. vordering, waarvan het rentevoordeel c.q. - nadeel moet worden genomen in het jaar waarin de latentie ontstaat.
Contra = de waardering berust voor een belangrijk deel op schattingen. Bij wijzigingen in de marktrente kan een grillig verloop van het resultaat ontstaan.
b. De IASB laat alleen waardering op nominale waarde toe. De RJ acht zowel waardering op nominale waarde als op contante waarde acceptabel; wordt gekozen voor contante waarde, dan verlangt de RJ in de toelichting onder andere vermelding van nominale waarde van de latenties die in het boekjaar zijn ontstaan en van de stand ultimo boekjaar.
Op welke wijze dient een resultaat verwerkt te worden doordat wegens een wijziging van het belastingtarief de voorziening voor latente belastingverplichtingen hoger of lager wordt?
Het hierdoor ontstane resultaat dient op dezelfde wijze verwerkt te worden als bij het ontstaan van de voorziening (gelijktijdigheidsaspect van het bestendigheidsprincipe); bij tijdelijke winstverschillen via het resultaat, bij toepassing van actuele c.q. reële waarde via het eigen vermogen.
Welke kritiek kan gegeven worden op de naamgeving ‘Voorziening voor latente belastingverplichtingen’?
Er is geen sprake van een voorziening, zoals gedefinieerd door de RJ of de IASB. Er is namelijk niet een op balansdatum bestaande juridische afdwingbare of feitelijke verplichting.
Daarnaast is de term ‘latent’ (=verborgen) misleidend. De IASB en de wet schrijven voor dat de ‘verplichting’ afzonderlijk in de balans moet worden opgenomen, terwijl de RJ stelt dat afzonderlijke vermelding in de balans of in de toelichting dient plaats te vinden. Dit betekent dat er geen sprake is van een ‘verborgen’ verplichting.