hoofdstuk 14 voorzetsels Flashcards
1
Q
in
A
في
2
Q
op
A
على
3
Q
naar
A
إلى
4
Q
van / vanuit
A
من
5
Q
over (about)
A
عن
6
Q
met (bij levende wezens)
A
مع
7
Q
bij
A
لدى
8
Q
na
A
بعد
9
Q
tussen
A
بين
10
Q
voor (plaats)
A
أمام
11
Q
achter
A
خلف
12
Q
voor (tijd)
A
قبل
13
Q
tot aan (tijd) / zelfs (zelfs hij kan)
A
حتى
14
Q
boven
A
فوق
15
Q
onder
A
تحت