Hoofdstuk 1.2 Flashcards
Vaste lasten
Kosten die je betaalt met vaste regelmaat. (huur, hypotheek, verzekering, gas, licht)
Huishoudelijke uitgaven
Uitgaven voor het huishouden. (eten, verzorging)
Incidentele uitgaven
Grotere uitgaven die je af en toe doet, hiervoor reserveer je geld voor in de toekomst. (aanschaf van auto)
Inkomen uit arbeid
Je krijgt loon voor arbeid die je levert.
Inkomen uit bezit
Je hebt bezittingen waarmee je geld verdient, bijv rente op een spaarrekening.
Overdrachtsinkomen
Dit is inkomen die je ontvangt zonder dat je er iets voor doet. (zakgeld)
Inkomen
Het geld dat binnenkomt voor je huishouden.
Begroting
Overzicht van geplande inkomsten.
Budgetlijn
Geeft alle mogelijke productcombinaties aan die je maximaal kunt kopen met een bepaald budget.