Hoofdstuk 11: taak 1&2 Flashcards
the champion
de kampioen
the marathon
de marathon
to achieve
presteren
sporty
sportief
to encourage
aanmoeddigen
the amateur
de amateur
the reward
de beloning
to mean
betekenen
admiration
bewondering
superstitious
bijgelovig
the injury
de blessure
the happiness
de blijdschap
the union
de bond
grumpy
chargrijnig
the competition
de competitie
the goal
de doelpunt
the team
de elftal
the final
de finale
the heat
de hitte
individual
individueel
the medal
de medaille
the relief
de opluchting
to organise
organiseren
shopping
shoppen
to score
scoren
since
sindsdien
the scarf
de sjaal
the stadium
het stadion
the supporter
de supporter
the opponent
de tegenstander
typical
typisch
the outcome
de uitslag
the brawl
de vechtpartij
the sadness
het verdriet
to lose
verliezen*
the joy
de vreugde
as soon
zodra
all the time
aldoor
the arm
de arm
the combination
de combinatie
the dream
de droom
extremely hard
keihard
the sound
de klank