hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

communicatie

A

communicatie is een proces van informatie-uitwisseling. Bij communicatie is er altijd sprake van een zender, een boodschap met informatie en een ontvanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

code

A

in communicatiewetenschappen heet het tekensysteem dat je gebruikt: code

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het kanaal

A

het kanaal is de weg waarlangs de afstand in ruimte en tijd tussen de zender en de ontvanger de boodschap de ontvanger bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ruis

A

in communicatiewetenschappen wordt onder ruis elke storende factor verstaan die om het even welk moment in het communicatieproces optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interne ruis

A

interne ruis houdt in dat de communicatie gestoord wordt door een innerlijke toestand van de communicatiepartners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

externe ruis

A

externe ruis houdt in dat op het moment van communiceren de boodschap verstoord wordt door bijvoorbeeld lawaai, waardoor de ontvanger bepaalde delen van de boodschap mist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intentionele ruis

A

intentionele ruis wordt met opzet gemaakt. Bv. veel lawaai maken zodat de zender niet te verstaan is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

non- intentionele ruis

A

non-intentionele ruis wordt zonder opzet gemaakt. Bv. het onbewust gebruik van moeilijke woorden waardoor de ontvanger de boodschap niet begrijpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fysiologische ruis

A

met fysiologische ruis bedoelen we lichamelijke beperkingen bij de zender of ontvanger die het communiceren moeilijker maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

psychologische ruis

A

psychologische ruis omvat de vooroordelen en stereotiepe opvattingen die de communicatie belemmeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

semantische ruis

A

semantische ruis ontstaat als er verschillende codes gehanteerd worden door de betrokken partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het communicatiemiddel ( medium)

A

Een communicatiemiddel ( medium ) is een technisch middel om een boodschap over te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verbale communicatie

A

verbale communicatie is informatieoverdracht tussen zender en ontvanger waarbij geschreven of gesproken woorden gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

non- verbale communicatie

A

non- verbale communicatie is informatieoverdracht tussen zender en ontvanger waarbij geen woorden, maar mimiek , tekens, afbeeldingen,… gebruikt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intrapersoonlijke communicatie

A

intrapersoonlijke communicatie verwijst naar het innerlijke gesprek. De zender en de ontvanger zijn met andere woorden dezelfde persoon. De communicatie speelt zich af in zijn of haar hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interpersoonlijke communicatie

A

interpersoonlijke communicatie vindt zich plaats tussen de zender en een beperkt aantal ontvangers. Die bevinden zich binnen het bereik van elkaars zintuigen. Alle betrokkenen zijn normaal gezien zowel zender als ontvanger. Er is dus sprake van directe feedback.

17
Q

massacommunicatie

A

bij massacommunicatie probeert de zender een grote groep mensen te bereiken. Zijn boodschap is meestal onpersoonlijk en de kans op feedback is klein. We spreken in dat geval van een eenrichtingsverkeer