Hoofdstuk 1. Stiuering van psychologie als wetenschap en van functieleer als basisdomein in de psychologie Flashcards

1
Q

vrije wil

A

Plato: vaststelling dat de geest blijkbaar niet aan dezelfde wetten onderhevig is als het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dualisme

A

René Descartes (1596- 1650) geest en lichaam zijn duidelijk onderscheiden.
“res cogitans” versus “res extensa”
Uitgebreide substantie => het lichaam
Denkende substantie => De ziel/ geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geest lichaam probleem

A

Mind Body problem
klier in de kleine hersenen ( pijnappelklier of epifyse) centraal + gelateraliseerd.
Externe prikkels -> bevelen ( motorische zenuw) -> zichtbare acties
concreet: Stimulus - verwerking - respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Monisme

A

Geest en Lichaam niet als twee afzonderlijke entiteiten, maar als twee aspecten van één entiteit.
Twee versies:
Materialisme: alleen het fysische bestaat echt en ook alleen dat kunnen we bestuderen
Idealisme: We kennen de werkelijkheid enkel via onze zintuigen en ons eigen denken. -> elke geest opgesloten in zijn eigen “bubbel” = solipsisme. In de ontologische versie van het idealisme leidt dit tot PANPSYCHISME = alles in de natuur leeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gustav Theodor Fechner (1801 - 1887)

A

Voorstander van het monisme. verwerpt Cartesiaanse dualisme en verdedigt een monistische visie op de relatie tussen het fysische en het psychische als twee facetten van hetzelfde. Mooie beeldspraak: Cirkel is altijd zowel bol als hol.
Van binnen bekeken komt ons denken voort vanuit de geest. Van buiten uit bekeken komt het denken echter voort vanuit de hersenen, een fysisch orgaan. Functionele relatie aankaarten tussen het fysische en het psychische.
Ontwikkeling boek Elemente der Psychophysik (1860)
Een nieuwe discipline,
de psychofysica: De exacte wetenschap van de functionele relatie tussen lichaam en geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Herman Rorschach 1884- 1922

A

Rorschach inktvlekkentest
Elke betekenis in een betekenisloze prikkel moet vanuit de persoon zelf komen en projecteerd door zijn antwoorden een deel van zijn persoonlijkheid.
Inktvlekken: geen afbeelding maar ook niet totaal vormloos: symmetrie, figuur- achtergrond- organisatie, de schaduwen, de kleur, de geïnduceerde bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hawthorne Onderzoek

A

Dorpje in de VS rond 1920 in fabriek van General Electric. Pg.4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Betula Studie

A

Zweedse studie met als belangrijkste doel achter te halen welke factoren bepalen of mensen succesvol ouder worden of juist niet. Deze studie illustreert heel goed de complexe samenhang tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen en de moeilijkheid van de interpretatie van deze verbanden. Het zal hier ook duidelijk zijn dat correlationele verbanden niet vanzelf begrepen mogen worden in termen van oorzaak en gevolg: (niemand zou beweren dat het hebben van de eigen tanden de oorzaak is van succesvol ouder worden.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Occam’s razor

A

Proberen om het geheel van de gegevens zo zuinig mogelijk te verklaren, met zo weinig mogelijk factoren en met factoren die zo eenvoudig mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wilhelm Dithey

A

(1833-1911) ( wat voor soort wetenschap is psychologie?) Onderscheid gemaakt tussen natuur- en menswetenschappen.
Terwijl natuurwetenschappen gericht zijn op het verklaren (“ erklären”) van wetmatigheden in de natuur, zijn menwetenschappen gerricht op het begrijpen (“verstehen”) van de mens en zijn geschiedenis.

Natuurfenomen kan men verklaren en herhalen. Voor de menswetenschappen ligt dat anders, omdat de bestudeerde verschijnselen van totaat ander geaardheid zijn. Dit zijn levende systemen met fundamentele interacties tusen mensen onderling, en tussen mensen en de complexe systemen die ze voortbrengen. Ook de psychologie zou volgens Dilthey de totale ervaring tot onderwerp moeten nemen, niet de gereduceerde ervaringen die door een beperkt aantal factoren worden veroorzaakt in het laboratorium. Deze totale (onverminkte) ervaringen laten zich enkel van binnenuit begrijpen oa door inleving (“einfühlung”). De psychologie moet zowel de gedrachsverschijnselen verklaren als begrijpen. Het is dus in zekere zin zowel een natuur- als een menswetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisdomeinen van de psychologie

A

Om wat orde op zaken te stellen en om begripsverwarring te voorkomen, schreef de Nederlandse psycholoog H.C.J. Bert Duijker in 1959 en artikel over de nomenclatuur en systematiek in de psychologie. hij maakte een onderscheid tussen 5 basisdomeinen

  1. Methodenleer: het fundament van de psychologie waarop de overige vier basisdomeinen rusten, hier wordt immers aangegeven hoe de psychologische fenomenen wetenschappelijk onderzocht moeten worden.
  2. Functieleer: de studie van de algemeen-menselijke functies of capaciteiten, zoals waarneming, denken, taal, leren, emotie,…
  3. Persoonlijkheidsleer: de studie van datgene waarin het individu uniek is en zich onderscheidt van anderen, de individuele persoonlijkheid, zowel normaal als abnormaal.
  4. Ontwikkelingsleer: de studie van de ontwikkeling van de mens, van geboorte tot dood, in al zijn aspecten (functies, persoonlijkheid, gedrag)
  5. Gedragsleer : de studie van de gehele mens in zijn wisselwerking met de omgeving ( fysisch en sociaal) .
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1.5. Geschiedenis van de Psychologie

A

Wetenschap met een lang verleden maar een korte geschiedenis. Er wordt al lang nagedacht over zaken die tot het domein psychologie horen, nog voor er sprake was van psychologie als afzonderlijke wetenschap. De psychologie komt eigenlijk voort uit een samengaan van filosofie en fysiologie. In de filosofie zijn vooral de eeuwenlange disccussies binnen de kernleer of epistemologie van belang, die centraal stonden in de 17de en 18de eeuw. De fysiologie kwam in de 18de eeuw in een stroomversnelling terecht door enkele belangrijke ontdekkingen. Die hadden dan weer invloed op de filosofie. Vb. “ l’homme machine” (1748) waarin de Franse filosoof Julie Offray de la Mettrie een machine onderscheidt van een organisme en de mens opvat als machine, zowel fysisch als mentaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Empirisme vs Rationalisme 17de en 18de eeuw

A

Rationalisme (bv Kant (1724- 1804) beweert dat alle kennis voortkomt uit het verstand, stelt het Empirisme dat alle kennis voortkomt uit de zintuiglijke ervaringen ‘ de empirie). Voorlopers hiervan zijn Francis bacon (1561 1626) en Thomas Hobbes (1588- 1579). De eerste grote vertegenwoordiger is echter John Locke (1632-1704), die als grondlegger van het empirisme beschouwd kan worden. Hij beschouwd de mens als een “tabula rasa” of een obeschreven blad en vat ervaringen op als de enige bron van kennis. “Nihil est in intellectuo quod non fuit prius in sensu” = Niets is in het verstand aanwezig dat niet eerst in de zintuigen was”.
Een tweede belangrijke tegenwoordiger was George Berkeley (1685-1753). Hij gaat nog een stap verder dan Locke en beweert zonder meer “Esse est percipi” = zijn is waargenomen worden. = immaterialisme
Het probleem is volgens hem niet zozeer hoe de materie de geest beïnvloedt ( descartes ) of hoe de materie de geest voortbrengt ( locke), maar hoe de geest de materie voortbrengt. Deze visie is dus een vorm van idealisme. George Berkeley schreef 2 belangrijke basiswerken met grote invloed op het ontstaan van de psychologie. 1. “Essay towards a new theory of vision” (1709). Hier beargumenteert hij dat licht en kleur het resultaat zijn van waarneming en niet zozeer van de materiële objecten zelf. Hij toont ook aan dat visuele waarneming gebaseerd is op ervaring. Een erg bekende casus is het zgn. 2. Probleem van Molyneux: Wat zou er gebeuren als een aangeboren blinde door een of andere miraculeuze ingreep plots kon beschikken over zijn visueel zintuig? Zou hij de objecten rondom hem direct kunnen zien zoals wij die zien of zou hij de visuele prikkels moeten leren koppelen aan zijn ideeën over voorwerpen op basis van zijn andere zintuigen? De filosofie kon die vraag destijds enkel theoretisch behandelen. Ondertussen weten we dat Berkeley grotendeels gelijk had: de associatie aan eerde zintuiglijke ervaringen via een leerproces is essentieel alvorens je vormen kan herknnen op basis van visuele prikkels alleen. Ook het probleem van grootteconstantie lossen we gedeeltelijk op door associatie van visuele prikkels met tactiele en kinesthetische gewaarwordingen. Een jaar later gaat Berkeley nog een stap verder in “ Treatise concerning the principles of human knowledge” 1710” door te beweren dat de externe werleld enkel uit ideeën bestaan. Met David Hume (1711-1776) komen we bij de derde grote vertegenwoordiger en meten het hoogtepunt van het Empirisme, alsook de filosoof met meest uitgewerkte “psychologie”. Ook hij schreef 2 basiswerken. In 1739 verscheen “a treatise of human nature”, waarin de psychologische basis van de menselijke natuur gelegd wordt, met een nog kleinere rol voor de ration dan in voorgaande theorieën. In 1748 bracht hij “An enquiry concerning human understanding” uit, een soort aangepaste versie van de “treatise” waarin hij onderscheid maakt tussen impressies (sensaties of gewaarwordingen) en ideeën (herinneringen in het geheugen, maar ook verbeelding). Ook in dit werk wordt aandacht besteed aan het belang van associaties om van simpele tot complexe ideeën te komen. hume is degene die zijn kenleer heel duidelijk tot in al zijn consequenties doordenkt en het solipsisme waartoe die leidt, onder ogen durtf te zien: we kunnen de realiteit buiten ons niet met zekerheid kennen. Ook aan “het zelf” moeten we twijfelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

George Berkeley (1685-1753).

A

Hij gaat nog een stap verder dan Locke en beweert zonder meer “Esse est percipi” = zijn is waargenomen worden. = immaterialisme
Het probleem is volgens hem niet zozeer hoe de materie de geest beïnvloedt ( descartes ) of hoe de materie de geest voortbrengt ( locke), maar hoe de geest de materie voortbrengt. Deze visie is dus een vorm van idealisme. George Berkeley schreef 2 belangrijke basiswerken met grote invloed op het ontstaan van de psychologie. 1. “Essay towards a new theory of vision” (1709). Hier beargumenteert hij dat licht en kleur het resultaat zijn van waarneming en niet zozeer van de materiële objecten zelf. Hij toont ook aan dat visuele waarneming gebaseerd is op ervaring. Een erg bekende casus is het zgn. 2. Probleem van Molyneux: Wat zou er gebeuren als een aangeboren blinde door een of andere miraculeuze ingreep plots kon beschikken over zijn visueel zintuig? Zou hij de objecten rondom hem direct kunnen zien zoals wij die zien of zou hij de visuele prikkels moeten leren koppelen aan zijn ideeën over voorwerpen op basis van zijn andere zintuigen? De filosofie kon die vraag destijds enkel theoretisch behandelen. Ondertussen weten we dat Berkeley grotendeels gelijk had: de associatie aan eerde zintuiglijke ervaringen via een leerproces is essentieel alvorens je vormen kan herknnen op basis van visuele prikkels alleen. Ook het probleem van grootteconstantie lossen we gedeeltelijk op door associatie van visuele prikkels met tactiele en kinesthetische gewaarwordingen. Een jaar later gaat Berkeley nog een stap verder in “ Treatise concerning the principles of human knowledge” 1710” door te beweren dat de externe werleld enkel uit ideeën bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

David Hume (1711-1776)

A

Met David Hume (1711-1776) komen we bij de derde grote vertegenwoordiger en meten het hoogtepunt van het Empirisme, alsook de filosoof met meest uitgewerkte “psychologie”. Ook hij schreef 2 basiswerken. In 1739 verscheen “a treatise of human nature”, waarin de psychologische basis van de menselijke natuur gelegd wordt, met een nog kleinere rol voor de ration dan in voorgaande theorieën. In 1748 bracht hij “An enquiry concerning human understanding” uit, een soort aangepaste versie van de “treatise” waarin hij onderscheid maakt tussen impressies (sensaties of gewaarwordingen) en ideeën (herinneringen in het geheugen, maar ook verbeelding). Ook in dit werk wordt aandacht besteed aan het belang van associaties om van simpele tot complexe ideeën te komen. hume is degene die zijn kenleer heel duidelijk tot in al zijn consequenties doordenkt en het solipsisme waartoe die leidt, onder ogen durtf te zien: we kunnen de realiteit buiten ons niet met zekerheid kennen. Ook aan “het zelf” moeten we twijfelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1.5.2 Belangrijke fysiologische ontdekkingen ea. ontwikkelingen in de 18de en 19de eeuw

A

Charles Bell ( 1774-1842) kwam tot een goed gefundeerd onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwbanen. De zintuiglijke zenuwbanen leiden van de zintuigen naar het centraal zenuwstelsel en worden daarom “ afferente banen” genoemd, om aan te geven dat ze instaan voor de “aanvoer” van zintuiglijke prikkels naar de hersenen, waar ze verder verwerkt worden. De motorische zenuwbanen leiden vanuit het centraal zenuwstelsel naar de spieren en worden daarom “efferente banen” genoemd, om aan te geven dat ze instaan voor de “afvoer” van de bevelen naar de spieren, waar de responsen uitgevoerd worden. Later zal Santiago Ramon h Cajal ontdekken dat een zenuwbaan eigenlijk een geheel is van zenuwcellen en synapsen, waar contact gemaakt wordt tussen zenuwcellen, waardoor signalen doorgegeven kunnen worden. Dia 57 les 2. Johannes Muller (1801-1858) stelt op basis van dergelijk fysiologisch onderzoek dat zenuwen in zekere zin” bemiddelen tussen objecten en bewustzijn, en hij postuleert ook de leer van specifieke zenuwkwaliteiten, een eigen soort zenuwenergie voor verschillende sensoriële kwaliteiten. Herman von Helmholtz (1821-1894) In de periode rond 1850 verricht hij de eerste empirische metingen van de snelheid van transmissiee van signalen in zenuwbanen. Deze briljante Duitse natuurkundige en medicus was met zijn “Handbuch der psysiologische optik” een van de grote voorvaderen van de experimentele psychologie. Zijn notie van “onbewuste inferentie” in de waarneming speelt ook nu nog steeds een grote rol.

In deze periode zijn ook tal van andere ontwikkelingen gaande die niet strikt behoren tot het domein van de fysiologie maar er wel verband mee houden en eveneens een grote invloed hebben op het ontstaan van de psychologie als wetenschap. We vermelden er Vijf.
Philippe Pinel ( 1745- 1826), pionier van de psychatrie door zijn pleidooi om de “gekken” die destijds in erbamelijke omstandigheden opgesloten zaten te beschouwen als “geestzieken” in plaats van “bezeten door de duivel” en hen daarom vrij te laten en te proberen hen te helpen.
Franz Joseph Gall ( 1758-1828) ontwikkelt in die periode ook een ganse methode om iemands persoonlijkheid en vaardigheden af te lezen van de knobbels van iemands schedel, de frenologie. Hoewel ondertussen volkomen achterhaald, schuilt hierin toch een redenering die belangrijk was voor de ontwikkeling van psychologie als wetenschap, de veronderstelling dat elk hersendeel een specifieke functie heeft en dat de aanleg voor de functies gemeten kan worden.
Ernst Weber (1795-1878) maakt in 1834 een doctoraat over de meting van gewaarwordingen in verschillende zintuiglijke modaliteiten (vooral tast), waarmee hij een belangrijke voorloper van de psychofysica is. Bij het opmeten van posities van sterren en bij tijsmetingen over het verloop van sterren stuiten astronomen op het bestaan van interindividuele verschillen, een groot probleem voor de astronomie maar ook een interessant uitganspunt voor de psychologie.
Friedrich Wilhelm Bessel (1784 -1848) zal in die periode verder onderzoek doen over interindividuele verschillen (bv het bestaan van “persoonlijke equatatie”).
Franciscus Cornelius Donders (1818-1889), een Nederlandse oftalmoloog, legt met zijn werk “on the speed of mental processes” (1869) een belangrijke basis voor de hedendaagse cognitieve psychologie; Volgens hem bestaat informatieverwerking uit verschillende discrete, seriële stappen en kan men die zichtbaar een meetbaar maken door verschillende experimentele condities met elkaar te vergelijken. Reactietijdsverschillen kunnen dan een indicatie geven van hoe lang elke stap duurt. Zozal de reactietijd in een discriminatietaak gemiddeld 100 milliseconden langer duren dan een eenvoudige detectietaak. Deze zgn. substractiemethode vormt de basis van de zgn. mentale chronometrie en vandaag de dag ook voor de identificatie van de neurale correlaten van mentale basisprocessen in hersenonderzoek d.m.v. functionele beeldvorming.

17
Q

Charles Bell ( 1774-1842)

A

Charles Bell ( 1774-1842) kwam tot een goed gefundeerd onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwbanen. De zintuiglijke zenuwbanen leiden van de zintuigen naar het centraal zenuwstelsel en worden daarom “ afferente banen” genoemd, om aan te geven dat ze instaan voor de “aanvoer” van zintuiglijke prikkels naar de hersenen, waar ze verder verwerkt worden. De motorische zenuwbanen leiden vanuit het centraal zenuwstelsel naar de spieren en worden daarom “efferente banen” genoemd, om aan te geven dat ze instaan voor de “afvoer” van de bevelen naar de spieren, waar de responsen uitgevoerd worden. Later zal Santiago Ramon h Cajal ontdekken dat een zenuwbaan eigenlijk een geheel is van zenuwcellen en synapsen, waar contact gemaakt wordt tussen zenuwcellen, waardoor signalen doorgegeven kunnen worden. Dia 57 les 2.

18
Q

Herman von Helmholtz (1821-1894)

A

Herman von Helmholtz (1821-1894) In de periode rond 1850 verricht hij de eerste empirische metingen van de snelheid van transmissiee van signalen in zenuwbanen. Deze briljante Duitse natuurkundige en medicus was met zijn “Handbuch der psysiologische optik” een van de grote voorvaderen van de experimentele psychologie. Zijn notie van “onbewuste inferentie” in de waarneming speelt ook nu nog steeds een grote rol.

19
Q

1.5.3. Andere belangrijke voorlopers van de psychologie in de 18de eeuw en 19de eeuw

A

We bespreken vier andere denkers/wetenschappers die minder goed in voorgaande tweedeling onder te brengen zijn, maar net zo goed van belang zijn als voorlopers van de psychologie.
Johan Friedrich Herbart (1776- 1841) was de opvolger van Kant in Köningsberg, maar hield er verrassend moderne ideeën op na. Hij was diegene die de term psychologie nadrukkelijk introduceerde als aanduiding van een afzonderlijk vakgebied, met boeken als “textbook of psychology” (1816) en “Psychology as a science” (1821). Volgens hem moet psychologie empirisch en kwantitatief zijn, maar kan ze niet experimenteel en fysiologiesch zijn, want die benaderingen leiden tot fractionering. Voor hem is de geest één groot dynamisch systeem: Ideeën zijn dynamisch, ze worden nooit vergeten (ze geraken enkel onder de drempel van het bewustzijn, verdrongen door andere ideeën). Hij stelt ook al dat aandacht leidt tot scherpere waarneming, ideeën en herinneringen.
Ernst Mach (1838-1916)
Een grote natuurkundige en wiskundige die grotendeels in Praag werkzaam was, schreef met “the analysis of sensations” (1886) een belangrijke mijlpaal voor de waarnemingspsychologie Hij deelde de mening van Kant dat tijd en ruimte essentieel zijn voor alle waarneming, maar vond tegelijk dat de waarneming de enigste epistemologische basis vormt van alle wetenschap. Daarmee zal hij een grote invloed uitoefenen op de fenomenologie en het logische positivisme.
Frans Brentano (1838-1917) Introduceert het cruciale begrip van “intentionaliteit” als hoofdkenmerk van alle mentale fenomenen. Hij bedoelt hiermee dat elk mentaal fenomeen een inhoud heeft en gericht is op een object. Intenionaliteit is de zingevende betrokkenheid van het subject op het object. Dit is een essenstieel uitganspunt vna de fenomenologie en een belangrijke basis voor de Gestaltpsychologie. Psychische fenomenen zijn dus geen inhouden maar activiteiten of functies. Met deze “Aktpsychologie” zal Brentano een belangrijke voorlopen worden van het functionalisme tegen het structuralisme van Wundt. Psychische fenomenen zijn inherent subjectief. Externe perceptie zegt ons niets over het bestaan van de wereld. Over interne perceptie- onze eigen subjectieve ervaringen - kunnen we wel zeker zijn.
Edmund Husserl (1859- 1938) De belangrijkste leerling van Brentano, zal de fenomenologie verder uitwerken als een soort derde weg, die zowel tegen het emirisme als tegen het relationalisme gekant is. Kennis vloeit volgens de fenomenolgie noch voort uit de ervaring, noch uit de rede.

20
Q

1.5.4 De eigenlijke start van de psychologie als wetenschap

A

De eigenlijke start van de psychologie als wetenschap wordt door historici meestal vastgeled op 1879, het jaar waarin Wilhelm Wundt fondsen verwerft voor de oprichting van een Laboratorium voor Experimentele Psychologie in Leipzig (Duitsland). Zon vast ijkpunt is natuurlijk enigszins arbitrair, want de ontwikkeling van de psychologie als autonome wetenschap tussen de filosofie en de fysiologie in is een geleidelijk proces (zie 1.5.3 hierboven). Er zijn dan ook andere mogellike
startdata voorgesteld, zoals bv. 1860, het jaar waarin Fechner “Elemente der Psychophysik” publiceerde, of 1875, het jaar waarin zowel Wilhelm Wundt in Leipzig als William James in Harvard laborumte ter beschikking kregen om psychologische experimenten te demonstreren tijdens hun filosofie-colleges.
Wilhelm Wundt (1832-1920) is een van de meest markante figuren in de geschiedenis van de psychologie. Na zijn studies geneeskunde in Tübingen en Heidelberg (1855) en een korte periode in Berlin, keerde hij terug naar Heidelberg waar hij zijn “Habilitation”-thesis schreef (een soort tweede doctoraat). Hier leerde hij als assistent van Hermann von Helmholtz ook goed diens werk kennen. Na
een korte periode in Zürich, waar hij “Grundzüge der physiologischen Psychologie” (1874) schreef, werd hij in 1875 benoemd op een leerstoel filosofie in Leipzig, waar hij ook kennis maakte met het werk van Ernst Weber en Gustav Fechner. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Edwin G. Boring (de
belangrijkste geschiedschrijver van de psychologie) het volgende schrijft: “After Helmholtz and Fechner had prepared the way, Wundt seized the opportunity to found psychology as an independent science.”
De grote verdienste van Wilhelm Wundt, en tevens de reden waarom hij de geschiedenis ingegaan is als grondlegger van de experimentele psychologie (en de facto van de psychologie als wetenschap), is de oprichting en uitbouw van het eerste Laboratorium voor Experimentele Psychologie in Leipzig (vanaf 1879). Dit laboratorium kende veel studenten die later zelf beroem geworden zijn als oprichters van gelijkaardige laboratoria in hun stad/land (bv. Külpe, Titchener en ook Armand Thièry in Leuven in 1892). Wundt richt ook een van de eerste tijdschriften in de psychologie op, eerst nog
“Philosophische Studien” (1881), later “Psychologische Studien” (1906) genoemd. Misschien nog belangrijker voor de identiteitsbepaling van de psychologie als autonome wetenschap was
“Grundzüge der physiologischen Psychologie” (1874). Het gebruik van de term “fysiologisch” moet in deze context eerder begrepen worden als synoniem van “experimenteel” en “wetenschappelijk” dan als echt fysiologisch in strikte zin. De zesde editie van dit werk (3 volumes, 1908-1911) wordt door Wundt zelf beschoud als zijn levenswerk.
Hoewel Wundt de geschiedenis ingegaan is als grondlegger van de experimentele psychologie, is hij zeker geen enge dogmatics (die de experimentele methode als de enig zaligmakende zou beschouwen) en ook geen enge experimentalist die theoretisch niets zou bijgedragen hebben. (Dit vertekend beeld is grotendeels de schuld van Edwin G. Boring, die een student van Titchener was en die “zijn” Titchener in verhouding als belangrijker wou voordoen.) De essentie van de wetenschappelijke aanpak die Wundt voorstelt, is het onderzoek van interne, mentale processen door introspectie (letterlijk “in zichzelf kijken” om de inhouden van het bewustzijn te analyseren).
Introspectie moet daarbij meer begrepen worden in de zin van “experimentelle Selbsbeobachtung” dan als “innere Wahrnehmung”, dus meer in de zin van de psychofysica dan in de zin van de
traditionele filosofie. Maar daar houdt de bijdrage van Wundt niet op. Naast introspectie als rechtstreekse studie van bewustzinsprocessen gebruikt hij ook onrechtstreekse methoden zoals
reactietijden e.d. Daarnaast heeft Wundt zelf altijd aandacht besteed aan complexere social-psychologische onderwerpen (bv. taal, mythologie, cultuur), die centraal stonden in zijn
“Völkerpsychologie” (10 volumes, sinds 1900), een soort ethnopsychologie of cross-culturele psychologie, die niet moet worden verward met “folk psychology”. Wundts onderscheid tussen experimentele psychologie en ethnopsychologie sluit hiermee aan bij Dilthey’s onderscheid tussen
“Naturwissenschaft” en “Geisteswissenschaft” (zie 1.2 hierboven). Merk daarbij wel op dat hij enkel een experimentele psychologie kon produceren die niet social was en een sociale psychologie die niet experimenteel was, beperkingen die vandaag de dag niet meer gelden (cf. het vak “sociale psychologie”).
Wilhelm Wundt heeft ook enkele belangrijke theoretische bijdragen geleverd. Omdat ze helpen om het eigene van de psychologie beter te begrijpen, zullen we ze hier kort bespreken. Een van zijn belangrijkste inzichten is dat voor bewuste waarneming fysische prikkels een noodzakelike maar geen voldoende voorwaarde zijn. Het bewustzijn wordt niet enkel door fysische prikkels van buitenaf in werking gezet, er is ook psychische causaliteit die veranderingen in bewustzijn of psychische ervaringen kan veroorzaken. Van central belang hierbij is de zgn. apperceptie, een activiteit van onze geest die van binnenuit werkt (te vergelijken met wat we vandaag de aandachtsfunctie noemen). Het bewustzijn is voor Wundt een activiteit, een proces, meer een stromende rivier waarbij soms plots iets uit de achtergrond (“Blickfeld”) naar voor treedt als je er je aandacht op richt (“Blickpunkt”). Hiermee is hij verwant met William James die zal spreken van een “stream of consciousness” (zie verder). Ook van belang voor de positie van de psychologie als wetenschap is het
onderscheid tussen psychische en fysische causaliteit. Waar in de natuur gelijke oorzaken gelijke gevolgen hebben en alles werkt met behoud van energie, is het in ons mental leven niet zo eenvoudig: iets wat soms één effect heeft, heeft op een ander moment soms een ander effect. Onze geest werkt blijkbaar met eigen wetten en een eigen soort mentale energie (die zich niet altijd houdt aan de wet van het behoud van energie).
William James (1842-1910) wordt algemeen beschoud als de grondlegger van de psychologie in de Verenigde Staten. Na zijn studies geneeskunde in Harvard studeerde hij fysiologie bij von Helmholtz en psychologie bij Wundt. Daarna keerde hij terug naar Harvard, waar hij benoemd werd als professor in filosofie, psychologie en daarna opnieuw filosofie (wat de onzekerheid over het bestaan van de psychologie als autonome discipline in die tijd goed aangeeft). Hij is vooral gekend als een goed schrijver (broer van de romanschrijver Henry James) en kritisch denker. Hij was veel minder een experimentalist dan Wundt of Titchener. Hij bedreef meer een descriptieve psychologie (arm chair psychology”, zoals men dat wel eens denigrerend noemt). In zijn belangrijkste werk “Principles of psychology” (1890) definieert hij de psychologie als “the science of mental life”. Hij behandelt daarin
topics zoals de functies van het bewustzijn, de “stream of thought”, het onderscheid tussen primair en secundair geheugen, aandacht en de structur van het zelf. (Sommige van de ideeen van James
zullen verderop nog aan bod komen in de hoofstukken over geheugen en aandacht.) Het werk van
James kan zeker beschouwd worden als een vorm van associationisme, maar het deelt minder het atomisme dat het empirisme en het structuralisme kenmerkt.
Edward Bradford Titchener (1867-1927) wordt vaak in één adem genoemd met Wundt en James, omdat hij kort na deze “founding fathers” en in hun voetsporen ook zijn steentje bijgedragen heeft aan de uitbouw van de psychologie als wetenschap. Na zijn studies filosofie in Oxford en Leipzig (waar hij bij Wundt zijn doctoraat behaalde in 1892) is hij in Cornell benoemd, waar hij heel zijn leven gebleven is en zijn Britse “roots” is blijven koesteren (bv. door assistenten bij hem this “op de thee” uit te nodigen). Hij schreef twee basiswerken (“Outline of psychology” in 1896 en “Primer of psychology” in 1898) en een reeks handboeken (“manuals”) met concrete richtlijnen voor het correct opzetten en uitvoeren van experimenten in de psychologie. Zijn grote hoop was een
natuurwetenschappelijke studie van de geest met experimentele methoden en systematische introspectie. Zijn werk moet vooral geplaatst worden in de context van het structuralisme, de dominante stroming in de psychologie in deze beginfase.

21
Q

De eigenlijke start van de psychologie -> kort

A

De eigenlijke start van de psychologie als wetenschap wordt door historici meestal vastgeled op 1879, het jaar waarin Wilhelm Wundt fondsen verwerft voor de oprichting van een Laboratorium voor Experimentele Psychologie in Leipzig (Duitsland). Zon vast ijkpunt is natuurlijk enigszins arbitrair, want de ontwikkeling van de psychologie als autonome wetenschap tussen de filosofie en de fysiologie in is een geleidelijk proces (zie 1.5.3 hierboven). Er zijn dan ook andere mogellike
startdata voorgesteld, zoals bv. 1860, het jaar waarin Fechner “Elemente der Psychophysik” publiceerde, of 1875, het jaar waarin zowel Wilhelm Wundt in Leipzig als William James in Harvard laborumte ter beschikking kregen om psychologische experimenten te demonstreren tijdens hun filosofie-colleges.

22
Q

Wilhelm Wundt (1832-1920)

A

Wilhelm Wundt (1832-1920) is een van de meest markante figuren in de geschiedenis van de psychologie. Na zijn studies geneeskunde in Tübingen en Heidelberg (1855) en een korte periode in Berlin, keerde hij terug naar Heidelberg waar hij zijn “Habilitation”-thesis schreef (een soort tweede doctoraat). Hier leerde hij als assistent van Hermann von Helmholtz ook goed diens werk kennen. Na
een korte periode in Zürich, waar hij “Grundzüge der physiologischen Psychologie” (1874) schreef, werd hij in 1875 benoemd op een leerstoel filosofie in Leipzig, waar hij ook kennis maakte met het werk van Ernst Weber en Gustav Fechner. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Edwin G. Boring (de
belangrijkste geschiedschrijver van de psychologie) het volgende schrijft: “After Helmholtz and Fechner had prepared the way, Wundt seized the opportunity to found psychology as an independent science.”
De grote verdienste van Wilhelm Wundt, en tevens de reden waarom hij de geschiedenis ingegaan is als grondlegger van de experimentele psychologie (en de facto van de psychologie als wetenschap), is de oprichting en uitbouw van het eerste Laboratorium voor Experimentele Psychologie in Leipzig (vanaf 1879). Dit laboratorium kende veel studenten die later zelf beroem geworden zijn als oprichters van gelijkaardige laboratoria in hun stad/land (bv. Külpe, Titchener en ook Armand Thièry in Leuven in 1892). Wundt richt ook een van de eerste tijdschriften in de psychologie op, eerst nog
“Philosophische Studien” (1881), later “Psychologische Studien” (1906) genoemd. Misschien nog belangrijker voor de identiteitsbepaling van de psychologie als autonome wetenschap was
“Grundzüge der physiologischen Psychologie” (1874). Het gebruik van de term “fysiologisch” moet in deze context eerder begrepen worden als synoniem van “experimenteel” en “wetenschappelijk” dan als echt fysiologisch in strikte zin. De zesde editie van dit werk (3 volumes, 1908-1911) wordt door Wundt zelf beschoud als zijn levenswerk.
Hoewel Wundt de geschiedenis ingegaan is als grondlegger van de experimentele psychologie, is hij zeker geen enge dogmatics (die de experimentele methode als de enig zaligmakende zou beschouwen) en ook geen enge experimentalist die theoretisch niets zou bijgedragen hebben. (Dit vertekend beeld is grotendeels de schuld van Edwin G. Boring, die een student van Titchener was en die “zijn” Titchener in verhouding als belangrijker wou voordoen.) De essentie van de wetenschappelijke aanpak die Wundt voorstelt, is het onderzoek van interne, mentale processen door introspectie (letterlijk “in zichzelf kijken” om de inhouden van het bewustzijn te analyseren).
Introspectie moet daarbij meer begrepen worden in de zin van “experimentelle Selbsbeobachtung” dan als “innere Wahrnehmung”, dus meer in de zin van de psychofysica dan in de zin van de
traditionele filosofie. Maar daar houdt de bijdrage van Wundt niet op. Naast introspectie als rechtstreekse studie van bewustzinsprocessen gebruikt hij ook onrechtstreekse methoden zoals
reactietijden e.d. Daarnaast heeft Wundt zelf altijd aandacht besteed aan complexere social-psychologische onderwerpen (bv. taal, mythologie, cultuur), die centraal stonden in zijn
“Völkerpsychologie” (10 volumes, sinds 1900), een soort ethnopsychologie of cross-culturele psychologie, die niet moet worden verward met “folk psychology”. Wundts onderscheid tussen experimentele psychologie en ethnopsychologie sluit hiermee aan bij Dilthey’s onderscheid tussen
“Naturwissenschaft” en “Geisteswissenschaft” (zie 1.2 hierboven). Merk daarbij wel op dat hij enkel een experimentele psychologie kon produceren die niet social was en een sociale psychologie die niet experimenteel was, beperkingen die vandaag de dag niet meer gelden (cf. het vak “sociale psychologie”).
Wilhelm Wundt heeft ook enkele belangrijke theoretische bijdragen geleverd. Omdat ze helpen om het eigene van de psychologie beter te begrijpen, zullen we ze hier kort bespreken. Een van zijn belangrijkste inzichten is dat voor bewuste waarneming fysische prikkels een noodzakelike maar geen voldoende voorwaarde zijn. Het bewustzijn wordt niet enkel door fysische prikkels van buitenaf in werking gezet, er is ook psychische causaliteit die veranderingen in bewustzijn of psychische ervaringen kan veroorzaken. Van central belang hierbij is de zgn. apperceptie, een activiteit van onze geest die van binnenuit werkt (te vergelijken met wat we vandaag de aandachtsfunctie noemen). Het bewustzijn is voor Wundt een activiteit, een proces, meer een stromende rivier waarbij soms plots iets uit de achtergrond (“Blickfeld”) naar voor treedt als je er je aandacht op richt (“Blickpunkt”). Hiermee is hij verwant met William James die zal spreken van een “stream of consciousness” (zie verder). Ook van belang voor de positie van de psychologie als wetenschap is het
onderscheid tussen psychische en fysische causaliteit. Waar in de natuur gelijke oorzaken gelijke gevolgen hebben en alles werkt met behoud van energie, is het in ons mental leven niet zo eenvoudig: iets wat soms één effect heeft, heeft op een ander moment soms een ander effect. Onze geest werkt blijkbaar met eigen wetten en een eigen soort mentale energie (die zich niet altijd houdt aan de wet van het behoud van energie).

23
Q

William James (1842-1910)

A

William James (1842-1910) wordt algemeen beschoud als de grondlegger van de psychologie in de Verenigde Staten. Na zijn studies geneeskunde in Harvard studeerde hij fysiologie bij von Helmholtz en psychologie bij Wundt. Daarna keerde hij terug naar Harvard, waar hij benoemd werd als professor in filosofie, psychologie en daarna opnieuw filosofie (wat de onzekerheid over het bestaan van de psychologie als autonome discipline in die tijd goed aangeeft). Hij is vooral gekend als een goed schrijver (broer van de romanschrijver Henry James) en kritisch denker. Hij was veel minder een experimentalist dan Wundt of Titchener. Hij bedreef meer een descriptieve psychologie (arm chair psychology”, zoals men dat wel eens denigrerend noemt). In zijn belangrijkste werk “Principles of psychology” (1890) definieert hij de psychologie als “the science of mental life”. Hij behandelt daarin
topics zoals de functies van het bewustzijn, de “stream of thought”, het onderscheid tussen primair en secundair geheugen, aandacht en de structur van het zelf. (Sommige van de ideeen van James
zullen verderop nog aan bod komen in de hoofstukken over geheugen en aandacht.) Het werk van
James kan zeker beschouwd worden als een vorm van associationisme, maar het deelt minder het atomisme dat het empirisme en het structuralisme kenmerkt.

24
Q

Edward Bradford Titchener (1867-1927)

A

Edward Bradford Titchener (1867-1927) wordt vaak in één adem genoemd met Wundt en James, omdat hij kort na deze “founding fathers” en in hun voetsporen ook zijn steentje bijgedragen heeft aan de uitbouw van de psychologie als wetenschap. Na zijn studies filosofie in Oxford en Leipzig (waar hij bij Wundt zijn doctoraat behaalde in 1892) is hij in Cornell benoemd, waar hij heel zijn leven gebleven is en zijn Britse “roots” is blijven koesteren (bv. door assistenten bij hem this “op de thee” uit te nodigen). Hij schreef twee basiswerken (“Outline of psychology” in 1896 en “Primer of psychology” in 1898) en een reeks handboeken (“manuals”) met concrete richtlijnen voor het correct opzetten en uitvoeren van experimenten in de psychologie. Zijn grote hoop was een
natuurwetenschappelijke studie van de geest met experimentele methoden en systematische introspectie. Zijn werk moet vooral geplaatst worden in de context van het structuralisme, de dominante stroming in de psychologie in deze beginfase.

25
Q

Belangrijkste stromingen in de psychologie in de 19de en 20ste eeuw

A

Structuralisme, Functionalisme, Gestaltpsychologie, behaviorisme en cognitieve psychologie

26
Q
A