hoofdstuk 1 situering psychologie en functieleer Flashcards
Oorspronkelijke definitie psychologie
Psychologie ontstaan door samenvoeging Griekse begrippen psyche (=ziel, geest) en logos (= woord) => zielkunde, wetenschap van de geest.
Geest werd al lang in geschiedenis gescheiden van lichaam. Noem Beide persoon
Plato: Geest niet onderhevig aan zelfde wetten als lichaam, want er bestaat vrije wil.
Descartes: res cogitans vs res extensa; lichaam en geest duidelijk onderscheiden (dualisme)
Het dualisme
Lichaam en geest zijn duidelijk aan elkaar gescheiden
Mind body problem
er vindt toch interactie plaats tussen beide entiteiten? hoe kan dat als deze niet met elkaar samenleven?
Descartes’ antwoord: interactie gebeurt thv klier ( pijnappelklier, epifyse) centraal gelegen in kleine hersenen.
In epifyse: zenuwprikkels (geest) (veroorzaakt door externe stimulatie) => bevelen => door motorische zenuwen omgezet in zichtbare acties (lichaam)
VB. pupil -> verkleint met licht en vergroot met duisternis = fysisch proces
Grootte van pupilopening maat van interesse in het waargenome = psychis proces
ontstaan monisme
ontstaan door het bestaan van interacties en ontevredenheid met versch. vormen van interactionisme (ontbreken van details)
Het monisme
lichaam en geest niet opvatten als versch. entiteiten, maar als 2 delen van 1 entiteit.
Verschillende versies
- Materialisme
- Idealisme
Voorstander:
- Gustav Fechner
Materialisme
onder monisme
- Ontologisch (aard van het zijn): alleen het fysische bestaat echt
- Epistomologische (kenleer) betekenis: men kan enkel het fysische wetenschappelijk bestuderen. => leidt tot reductionisme
Reductionisme
onder materialisme
: alles wordt tot één soort werkelijkheid herleid
Idealisme
onder monisme
- epistemologisch: we kennen werkelijkheid enkel door eigen zintuigen en denken => leidt tot solipsisme: elke geest in eigen bubbel met eigen werkelijkheid
- ontologisch: alles in natuur heeft een ziel => panpsychisme -> extreme variant
panpsychisme
onder idealisme
= alles in natuur heeft een ziel
Gustav Fechner (1801 - 1887)
- Belangrijke voorstander van het monisme.
- Grondlegger van de psychofysica
- monistische visie : fysische en psychische zijn twee facetten van dezelfde entiteit.
- ‘cirkel’ ; van binnen gekeken hol en van buiten bol maar blijft dezelfde cirkel. => idem met denken: van binnen bekeken (intern, vanuit de geest, subjectief) psychisch, van buiten ( objectief, hersenen) bekeken fysisch
- "”Elemente der Psychophysik (1860)””
- Fechner zelf: rare vogel, humoristische stukken en gedichten, chemische en fysische papers, maar ook over leven na de dood, panpsychist.
Elemente der Psychophysik
1860
- nieuwe discipline ontstaat, de psychofysica
= exacte wetenschap van functionele relatie tussen lichaam en geest.
Hedendaagse opvatting lichaam- geestkwestie
mentale processen zijn gebonden aan fysiche systemen, maar niet te herleiden tot fysische systemen; mentale processen bestaan en moeten dus ook bestudeerd worden
Hedendaagse opvatting psychologie
wetenschap van het gedrag en de factoren (=determinanten) (fysisch of mentaal, zichtbaar of verborgen) die dit beïnvloeden.
psychologie in praktijk:
complexe wisselwerking (interacties, eigen dynamisch verloop) van factoren die gedrag bepalen
Black box
het idee dat de menselijke geest een gesloten doos is waarin wat er intern gebeurt niet kan worden waargenomen.
Voorbeelden uit psychologie: complexe wisselwerkingen
- Rorschach- inktvlekkentest
- Hawthorne onderzoek
- Betula studie
Herman Rorschach
(1884- 1922): Zwitserse psychiater (psychoanalyse), boek ““Psychodiagnostik””
- Rorschach-inktvlekkentest:
- Persoonlijkheid testen adhv inktvlekken => Pareidolia
- centrale veronderstelling: elke betekenis in betekenisloze prikkel moet van de persoon zelf komen; persoon projecteert persoonlijkheid in antwoorden.
- prikkel komt binnen en doet belletje rinkelen; contact met geheugenspoor ( iets wat men weet/ herkent)
- Belangrijke factoren in deze test: 1. vorm: evenwicht tussen ambiguïteit en duidelijkheid ( niet vormloos, ook niet te duidelijk), meerdere interpretaties moeten mogelijk zijn.
2. symmetrie: indruk van toeval vernietigen, makkelijkere interpretatie
3. Figuurachtergrondomkering: kleur dieop de voorgrond wordt gezet door je perceptie bepaalt soms ook wat men ziet.
4. kleur: minder intellectueel, kleur lokt emotie en subjectiviteit uit.
MORAAL => interpretatie van onduidelijke, betekenisloze prikkel wordt door meerdere factoren beïnvloed (persoonlijkheid, ervaringen en andere geheugenprocessen, puur perceptuele verwerking, verlangens, onbewuste drijfveren,…)
- Goede wetenschap moet AL deze zaken in rekening brengen; Rorschach was dus ietwat kortzichtig
- wetenschap ( en psychologie vooral) splitst zich hierbij op: a) nomothetische benadering
b) idiografische benadering
nomothetische benadering
onderdeel van de psychologie. tegenganger van idiografische benadering
=> men zoekt naar algemene wetten ( zelfde voor iedereen)
idiografische benadering
onderdeel van de psychologie. Tegenganger van nomothetische benadering
=> men zoekt naar specifieke factoren (verschillen per individu)
Hawthorne onderzoek
jaren 20 (fabriek, telefoontoestellen)
- slechte werkomstandigheden ( 48 u per week, geen pauzes,..)
- men ging na of verbetering arbeidsomstandigheden ( arbeidstevredenheid omhoog) zorgt voor betere arbeidsefficiëntie; betere lonen, meer pauze, warme maaltijden,…
- Hypothese bleek te kloppen , maar niet helemaal; ao. teruggeschroefd, en toch nog steeds even efficiënt als bij ‘betere’ ao.
-Er was een verborge variabele, namelijk aandacht.
MORAAL: gedrag beïnvloed door veelheid aan factoren, niet simpel om ware gedragsdetterminant(en) te achterhalen.
- reden: veel factoren intern en niet zomaar observeerbaar ( moelijker meetbaar)
- risico op foute conclusies, plausibele verklaringen zijn niet altijd juist
- boodschap: verborgen factoren moet men steeds zo goed mogelijk operationaliseren ( meetbaar maken) => psychologie is een moeilijke discipline
Betula studie
- Zweedse studie naar factoren die bepalen of mensen succesvol ouder worden.
- Longitudinaal ( over langere periode, op meer momenten) + cross- sectioneel ( meerdere groepen werden onderzocht op zelfde moment)
- Zowel cognitieve (geheugen, probleemoplossend vermogen,..) als niet- cognitieve ( stress, medicatie, hormonen,..) onderzocht.
- Voordehandliggende resultaten: Slimste groep had minder herseninfarcten, meer vrouwen dan mannen,…
- Verrassende resultaten :
sterke voorspeller van succesol ouder worden was het hebben van eigen gebit => mogelijks door andere factoren.
MORAAL: zeer complexe samenhang tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen, moeilijke interpratatie.
- correlationeel verband ≠ causaal verband
- boodschap: ‘Occam’s razor’
occam’s razor
Geheel van gegevens zo zuinig mogelijk verklaren, met zo weinig mogelijk en zo eenvoudig mogelijke variabelen
Pareidolia
het zien van betekenisvolle voorwerpen in vormloze prikkels
Rorschach inktvlekkentest
Wilhelm Dilthey
1833- 1911
- Duitse filosoof en psycholoog
- verklaarde voor het eerst onderscheid tussen mens- en natuurwetenschappen.
a) natuurwetenschappen: gericht op verklaren van wetmatigheden in natuur => natuurfenomenen verklaar door externe krachten die inwerken op levenloze opbjecten, onveranderlijk
b) Menswetenschappen: gericht op begrijpen van mens en zijn geschiedenis => voortbrensel van langdurige samenwerking tussen mensen, niet doelloos, complex systeem
- onderscheid had volgens Dilthey ook implicaties voor psychologie
a) Natuurwetten niet goed voor bestuderen mens, psychologie moet totale ervaring nemen, en niet reduceren tot beperkt aantal factoren die in labo nabootsbaar zijn.
b) totale ervaring laat zich enkel van binnenuit begrijpen
=> Psychologie moet verklaren en begrijpen: binnen bep. grenzen kijken naar natuurwetenschappen, vanaf bepaald punt moet men naar gedrag kijken.
Basisdomeinen in de psychologie
Bert Duijker, nederlandse psycholoog.
- methodenleer: fundamenteel, geeft aan hoe psychologische fenomenen wetenschappelijk onderzocht moeten worden.
- Functieleer: studie van algemeen- menselijke functies en capaciteiten ( waarneming, taal, denken, leren, emotie,…) µ
- Persoonlijkheidsleer: studie van datgene waarin het individu uniek is en zich onderscheidt van anderen => individuele persoonlijkheid
- Ontwikkelingsleer: studie van ontwikkeling van de mens in alle aspecten ( functies, persoonlijkheid, gedrag)
- Gedragsleer: studie van gedrag van mens in wisselwerking met zijn omgeving, zowel fysisch als sociaal
Geschiedenis van de psychologie
Psychologie kent lang verleden maar korte geschiedenis: er wordt al heel lang nagedacht en onderzoek gedaan over aspecten die tot de psychologie behoren, voor er spraken was van psychologie als autonome wetenschap.
- Psychologie als resultante van 2 andere disciplines
a) filosofie, met nadruk op epistemologie/ kenleer ( stond centraal in 17e eeuw en 18e eeuw)
b) Fysiologie, in stroomversnelling in 18e eeuw met hele hoop ontdekkingen. => hadden ook weer invloed op filosofie: Julian Offray de la Mettrie, ‘ L’homme machine’
L’homme machine
Julien offray de la mettrie
=> machine onderscheiden van organismen (maaksel <=> groeisel), beschouwde mens al machine
Rationalisme
Kennis komt voort uit het verstand ( denken, ratio)
- Grondlegger = Kant
- Aangeboren ideeën als ruimte en tijd.
Empirisme
Kennis komt voort uit zintuiglijke ervaringen (empirie)
- grondlegger = John Locke (1632) (maar ook George Berkeley (1685) en David Hume (1711))
John Locke
1632 Grondlegger empirisme
a) mens die geboren wordt = tabula rasa ( leeg blad)
b) ervaring kan niet de enige bron van kennis zijn; materie brengt geest voort.
c) NIETS IS IN HET VERSTAND AANWEZIG DAT NIET EERST IN DE ZINTUIGEN WAS
d) Onderscheidt tussen eenvoudige ideeën (waarneming) en complexere ideeën (associaties tussen eenvoudige ideeën) = fundamentele eenheid van de geest
George Berkeley
1685 Empirisme
a) ‘zijn is waargenomen worden’ => immaterialisme
b) geest brengt materie voort; onze geest neemt materie waar en we vormen zo individuele werkelijkheid (idealisme => solipsisme)
c) Belangrijke werken en ideeën:
1. ““Essay towards a new theory of vision””: licht en kleur zijn resultaat van waarneming en niet van materiële objecten zelf ( frequenties en golflenges door brein omgezet in kleur en licht)
2. Visuele waarneming is gebaseerd op ervaring, aangeleerd door associatie => Probleem van Molyneux
3. ““Treatise concerning the principles of human knowledge: externe wereld bestaat enkel uit ideeën, subjectief.
Immaterialsme
filosofische opvatting die stelt dat waarnemingen en ideeën in de geest, met name de menselijke geest, de enige werkelijkheid vormen
idealisme
de verzamelnaam voor een aantal verschillende filosofische stromingen en standpunten, die de afhankelijkheid van de werkelijkheid van het bewustzijn benadrukken
solipsisme
de overtuiging of de filosofie dat er maar een enkel bewustzijn bestaat: dat van de waarnemer.
David Hume
1711 Empirisme
a) “” A treatise of human nature””: psychologische basis van menselijke natuur, nog kleinere rol voor ratio.
b)”“An enquiry concerning human understanding””: aangepaste versie treatise, onderscheid tussen impressies ( waarneming, sensaties) en ideeën (herinneringen, verbeelding) => belang van associaties om van simpele tot complexe ideeën te komen
c) We kunnen de realiteit buiten ons niet met zekerheid kennen; solipsisme