Hoofdstuk 1 Materie en energie Flashcards

1
Q

In welke twee groepen is materie opgedeeld?

A
  1. Pure substances

2. Mixtures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke twee groepen zijn ‘Pure substances’ opgedeeld?

A
  1. Elements

2. Compounds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke twee groepen zijn ‘Mixtures’ opgedeeld?

A
  1. Homogeen

2. Heterogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een oplossing is een … mengsel.

A

Een oplossing is een homogeen mengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heterogene mengsels bestaan er in verschillende vormen. Benoem de 5 vormen:

A

Een mengsel van twee vaste stoffen is een ‘grof mengsel’.
Een mengsel van een vaste en vloeibare stof is een ‘suspensie’.
Een mengsel van een vaste stof en een gas is ‘rook’.
Een mengsel van twee vloeibare stoffen is een ‘emulsie’.
Een mengsel van een vloeibare stof en een gas is ‘nevel’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke 3 combinaties kunnen homogene mengsels oftewel Oplossingen voortkomen?

A

Vast-Vloeibaar

Vloeibaar-Vloeibaar

Vloeibaar-Gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ‘Grof mengsel’?

A

Een grof mengsel is een heterogeen mengsel van twee vaste stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ‘Suspensie’?

A

Een suspensie is een heterogeen mengsel van een vaste en een vloeibare stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘Rook’?

A

Rook is een heterogeen mengsel van een vaste stof en een gas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ‘Emulsie’?

A

Een emulsie is een heterogeen mengsel van twee vloeibare stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ‘Nevel’?

A

Nevel is een heterogeen mengsel van een vloeistof en een gas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn vast vloeibaar en gas voor een vormen of toestanden?

A

Dit zijn aggregatietoestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn fysische eigenschappen?

A

Fysische eigenschappen zijn karakteristieken die kunnen waargenomen of gemeten worden zonder de “identiteit” te veranderen.

Voorbeelden: kleur, smeltpunt, massa, grootte, …

Bij een fysische verandering verandert de samenstelling niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn chemische eigenschappen?

A

Chemische eigenschappen beschrijven de mogelijkheid om een stof te veranderen in een andere stof.

(voorbeelden: Hout kan branden, ijzer kan roesten)

Bij een chemische verandering verandert de samenstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je de soortelijke warmte (c)

A

c = q / m.∆T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is soortelijke warmte?

A

Soortelijke warmte is de warmte die nodig is de temperatuur van een massa van 1 g met 1° te doen stijgen.

17
Q

Wat is ∆T?

A

Delta T is het verschil in temperatuur

18
Q

Wat is q?

A

De benodigde energie of energie die vrijkomt bij de temperatuurverandering

19
Q

Wat is m?

A

Het gewicht in g

20
Q

Hoe is de formule waarmee de soortelijke warmte berekend kan worden te herschrijven zodat het benodigde kJ (q) berekend wordt?

A

q= m.c. ∆T