Hoofdstuk 1 - Biomoleculen Flashcards

1
Q

Waaruit bestaan fosfolipiden?

A

glycerol + fosfaatgroep + 2 vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn synoniemen voor sucrose?

A

sacharose, kristalsuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een synoniem voor monosachariden.

A

Enkelvoudige suikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vind je galactose?

A

in groeten en fruit
(paprika, banaan…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de anorganische moleculen in het lichaam?

A

bv. H2O, CO2, O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen essentiële en niet-essentiële aminozuren?

A
  • lichaam is niet / wel in staat om ze zelf te produceren
  • 8 / 12 aminozuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de functies van triglyceriden?

A
  • energieleverancier
  • thermische isolatie bij dieren
  • bescherming tegen uitdroging
  • bescherming van organen en gewrichten
  • waterafstotende eigenschappen vacht en veren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de structuur van fructose?

A

5-ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit hoeveel monosachariden bestaat een polysacharide?

A

10 of meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke sachariden zijn er?

A
  • snelle suikers: monosachariden en disachariden
  • trage suikers: polysachariden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je het onvermogen de melksuiker lactose te verteren, waardoor darmklachten ontstaan?

A

lactose-intolerantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je een chemische reactie, waarbij relatief eenvoudige organische moleculen met elkaar reageren tot grotere moleculen?

A

een condensatiereactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke monosachariden zijn er?

A
  • glucose
  • fructose
  • galactose
  • ribose en de(s)oxyribose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef synoniemen voor ‘sachariden’.

A

suikers, koolhydraten, gluciden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn biomoleculen?

A

organische stoffen die door levende organismen worden gemaakt
* ze hebben C-skelet met H-atomen waarop functionele groepen gebonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke monosachariden binden met elkaar om lactose te vormen?

A

glucose en galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel procent van de lichaamsmassa bestaat uit koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof?

A

96%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van zetmeel?

A
  • reservesuiker in planten (zetmeelkorrels)
  • energie in spieren tijden fysieke inspanning
  • bloedsuikerspiegel op peil houden in lever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat zetmeel?

A

2 polysachariden:
- amylose (spiraalvormig)
- amylopectine (vertakt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar vind je maltose?

A

in kiemende gerst
(rol bij het brouwen van bier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de brutoformule van monosachariden?

A

C6H12O6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt een peptidebinding gevormd?

A
  • ontstaat tussen carboxylgroep (-COOH) van ene aminozuur en aminogroep (-NH₂) van andere aminozuur
  • bij vormen van peptidebinding wordt molecuul water (H₂O) afgesplitst, dit proces wordt condensatiereactie genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het enzym van zetmeel?

A

amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom zijn ribose en de(s)oxyribose belangrijk?

A

ze zijn de bouwstenen voor nucleïnezuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de condensatiereactie van een disacharide?

A

C6H1206 + C6H1206
-> C12H22O11 + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar vind je glucose?

A

in zoete vruchten
(druiven, appels …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de vier meest voorkomende atoomsoorten in het menselijk lichaam?

A
  • koolstof (C)
  • waterstof (H)
  • zuurstof (O)
  • stikstof (N)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de basis van organische moleculen?

A

een koolstofskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn aminozuren?

A

bouwstenen voor eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn anabole steroïden?

A

chemische variant van mannelijk geslachtshormoon testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is sikkelcelanemie?

A
  • erfelijke ziekte waarbij rode bloedcellen een abnormale sikkelvorm aannemen, waardoor zuurstof minder goed kan getransporteerd worden in het lichaam, wat leidt tot pijn, bloedarmoede en complicaties door slechte doorbloeding
  • wordt veroorzaakt door mutatie in het hemoglobine-eiwit (foutje in primaire structuur), en behandeling richt zich op het verlichten van symptomen en voorkomen van complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Geef voorbeelden van onverzadigde vetzuren.

A

zonnebloemolie, olijfolie, soja-olie, vis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar is de(s)oxyribose een bouwsteen voor?

A

voor DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de functies van sachariden?

A
  • energieleverancier (vooral glucose)
  • reservestoffen voor energieproductie
  • bouwstoffen voor structuur en stevigheid in plantencellen (cellulose)
  • bouwstoffen voor genetisch materiaal (DNA, RNA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke lipiden zijn er?

A
  • triglyceriden
  • fosfolipiden
  • steroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de structuur van glucose?

A

6-ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe noem je een binding tussen een sacharide en een andere molecule?

A

een glycosidebinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke monosachariden binden met elkaar om sucrose te vormen?

A

glucose en fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke disachariden zijn er?

A
  • sucrose
  • lactose
  • maltose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de kleinst mogelijke vorm van leven?

A

een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waar vind je fructose?

A

in honing, fruit, sommige groenten (ajuin …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is het enzym van cellulose?

A

cellulase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn synoniemen voor glucose?

A

dextrose, druivensuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoeveel aminozuren bestaan er?

A

20 verschillende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de structuur van galactose?

A

6-ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waar zit cellulose?

A

in celwand van planten

47
Q

Wat is de functie van glycogeen?

A

reservesuiker bij dieren (lever en spieren)

48
Q

Wat zijn disachariden?

A

2 monosachariden aan elkaar gebonden

49
Q

Wat is de functie van fosfolipiden?

A

bouwstenen voor celmembraan
(hydrofiele kop en hydrofobe staart)

50
Q

Wat is het enzym van maltose?

A

maltase

51
Q

Welke monosachariden binden met elkaar om maltose te vormen?

A

glucose en glucose

52
Q

Wat zijn enkele functies van water?

A
  • chemische reacties (reagens / reactieproduct bv. condensatiereactie)
  • transportmiddel
  • warmteregulatie (bv. zweten)
  • stevigheid van plantencellen
  • afvoer afvalstoffen via urine
53
Q

Welke triglyceriden zijn er?

A
  • verzadigde vetzuren
  • onverzadigde vetzuren
54
Q

Waarin wordt galactose snel omgezet voor energie?

A

in glucose

55
Q

Welke polysachariden zijn er?

A
  • zetmeel
  • glycogeen
  • cellulose
56
Q

Wat is het enzym van sucrose?

A

sucrase / sacharase

Sucrase, ook wel sacharase genoemd, breekt sucrose of sacharose af.

57
Q

Hoe noem je een chemische binding die aminozuren aan elkaar koppelt?

A

een peptidebinding

58
Q

Wanneer komt galactose vrij?

A

bij vertering van melksuiker

59
Q

Wat is het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetzuren?

A
  • enkelvoudige / dubbele bindingen tussen C-atomen
  • goed / niet goed stapelbaar
  • vast / vloeibaar op kamertemperatuur
  • vooral dierlijke / plantaardige vetten
60
Q

Wat is de secundaire structuur van een eiwit?

A
  • 1e stap in opvouwproces
  • belangrijkste structuren zijn α-helix (spiraalvormig) en β-plaat (gevouwen blad)
  • gevormd door H-bruggen
61
Q

Wat is de algemene structuurformule van aminozuren?

A

https://biologielessen.nl/Afbeeldingen/Begrippen_illustraties/A/Aminozuur.jpg
kern (CH)
+
aminogroep (H2N)
+
restgroep (R)
+
zuurgroep / carboxylgroep (COOH)

62
Q

Wat is een katabole reactie?

A

een type biochemische reactie waarbij complexe moleculen worden afgebroken tot eenvoudigere verbindingen

63
Q

Wat is het verschil tussen ribose en de(s)oxyribose?

A

ribose heeft OH
waar deoxyribose H heeft

64
Q

Wat is de overige 4% van het lichaam dat geen koolstof, waterstof, zuurstof of stikstof is?

A

mineralen

65
Q

Waarom is cellulose niet verteerbaar door de mens?

A

we kunnen het niet als energiebron gebruiken

66
Q

Hoe noem je het smeerbaar maken van olie, door onverzadigde VZ om te zetten in verzadigde VZ door H-atomen toe te voegen aan de dubbele binding?

A

hydrogenatie
(bv. magarines)

67
Q

Wat is de tertiaire structuur van een eiwit?

A

de driedimensionale vorm van een eiwit, die ontstaat door interacties tussen de zijketens van de aminozuren

68
Q

Geef voorbeelden van verzadigde vetzuren.

A

vlees, boter, melk, kokosvet, cacaoboter

69
Q

Waar is ribose een bouwsteen voor?

A

voor RNA

70
Q

Wat is denaturatie?

A

het proces waarbij een eiwit zijn natuurlijke vorm verliest, wat resulteert in het verlies van zijn functie (onomkeerbaar)

71
Q

Wat zijn de functies van proteïnen?

A

Structuureiwitten:
- energielevering
- beweging door spierensamentrekking (actine en myosine)
- stevigheid van huid, nagels en haar (keratine)
- stevigheid van huid (collageen)
Transporteiwitten:
- transport van O2 en CO2 op rode bloedcellen (hemoglobine)
Andere eiwitten:
- regeling van glucosegehalte in bloed (insuline)
- versneller van chemische reacties (enzymen)
- afweer en immuniteit

72
Q

Hoe noem je de splitsing van een chemische binding onder opname van een molecuul water?

A

hydrolyse

73
Q

Wat is de basisstructuur van steroïden?

A

4 C-ringen

74
Q

Wat is een synoniem voor lipiden?

A

vetten

75
Q

Wat is een anabole reactie?

A

een type biochemische reactie waarbij eenvoudige moleculen worden samengevoegd om complexe verbindingen te vormen

76
Q

Wat zijn de twee eigenschappen van cellen?

A
  • bouw en functie verschillend
  • overeenkomsten op vlak van chemische samenstelling
77
Q

Wat is een synoniem voor maltose?

A

moutsuiker

78
Q

Wat is de functie van cellulose?

A
  • structuur, stevigheid aan plant
  • vezel zorgt voor verzadigd gevoel
79
Q

Wat is de vorm van glycogeen en waarom?

A

sterk vertakt
- glucosemoleculen snel vrij voor energie

80
Q

Hoe werkt de naamgeving van een peptidebinding?

A
  • 2 aminozuren = dipeptide
  • 3 aminozuren = tripeptide
  • 4 aminozuren = tetrapeptide
  • 10-1000 aminozuren = polypeptide
81
Q

Wat zijn de belangrijkste en meest voorkomende biomoleculen?

A
  • suikers
  • vetten
  • eiwitten
  • nucleïnezuren
  • (vitaminen)
82
Q

Wat is een synoniem voor fructose?

A

vruchtensuiker

83
Q

Waaruit bestaat een triglyceride?

A

glycerol + 3 vetzuren

84
Q

Wat is de primaire structuur van een eiwit?

A
  • aantal aminozuren
  • aard v. d. aminozuren
  • volgorde v. d. aminozuren
85
Q

Waar vind je lactose?

A

in melk en melkproducten zoals kaas en yoghurt

86
Q

Wat bepaalt de eigenschap van een eiwit?

A

structuur en volgorde van aminozuren
-> 4 ruimtelijke structuren van een eiwit

87
Q

Hoe noem je een eiwit, in levende cellen die een chemische reactie versnelt zonder zelf te worden verbruikt in het proces?

A

een katalysator
-> bv. enzymen

88
Q

Wat gebeurt bij denaturatie van een enzym?

A

het verliest zijn specifieke driedimensionale structuur, wat leidt tot een verlies van zijn functie

89
Q

Waar vind je sucrose?

A

in suikerriet en suikerbiet
(bijna dagelijks in de keuken gebruikt)

90
Q

Wat is het enzym van lactose?

A

lactase

Als het enzym lactase ontbreekt, ontstaat er lactose-intolerantie.

91
Q

Geef een voorbeeld van steroïden.

A

cholesterol
(hormonen die zorgen voor secundaire geslachtskenmerken)

92
Q

Wat is de quaternaire structuur van een eiwit?

A

hoe meerdere polypeptineketens samenwerken om een functioneel eiwitcomplex te vormen
bv. insuline, hemoglobine

93
Q

Wat is een synoniem voor lactose?

A

melksuiker

94
Q

Wat is een synoniem voor proteïnen?

A

eiwitten

95
Q

Hoe noem je het molecuul waarop een enzym werkt?

A

een substraat

96
Q

Wat is de oorzaak van denaturatie?

A

hoge temperaturen

97
Q

Zijn plantaardige vetten rijk aan onverzadigde of verzadigde vetzuren?

A

onverzadigde vetzuren

98
Q

Wat is de brutoformule van een monosacharide?

A

C6H12O6

99
Q

Hoe worden de bouwstenen van eiwitten genoemd?

A

aminozuren

100
Q

Wat is het aantal vetzuren in een triglyceride?

A

3

101
Q

Wat is de reservestof suiker in het menselijk lichaam?

A

glycogeen

102
Q

Wat wordt gevormd bij de afbraak van een disacharide?

A

2 monosachariden

103
Q

Welke disacharide wordt ook wel kristalsuiker genoemd?

A

sucrose

104
Q

Welke biomolecule is aspartaam?

A

eiwit

105
Q

Welke disacharide speelt een belangrijke rol in het brouwproces?

A

maltose

106
Q

Hoe heet de binding tussen 2 aminozuren?

A

peptidebinding

107
Q

Welke vetten zorgen voor de hormonale regeling van het lichaam?

A

steroïden

108
Q

Welke polysacharide is volledig onvertakt?

A

cellulose

109
Q

Welke sacharide is zetmeel? Waaruit bestaat het?

A
  • een polysacharide
  • bestaat uit amylose en amylopectine
110
Q

Hoe is glycogeen opgebouwd? Waar wordt het opgeslagen?

A
  • opgebouwd uit lange keten v. glucosemoleculen
  • in spieren en lever
111
Q

Verschillen zetmeel en de vezel cellulose op vlak van vertering?

A

Ja:
- zetmeel kan worden verteerd en als energiebron gebruikt worden
- cellulose is onverteerbaar en voornamelijk functioneert als vezel om de darmgezondheid te bevorderen

112
Q

Welke vetzuren verhogen het risico op hart- en vaatziekten?

A

Verzadigde vetzuren

113
Q

Waarom zijn margarines gezonder dan boter?

A
  • boter is verzadigde vetzuur
  • margarine is gehydrogeneerd
114
Q

Waarom is het belangrijk om voldoende cholesterol op te nemen?

A

hormoonproductie