Hoofdstuk 1: Aandoeningen van de slokdarm Flashcards

1
Q

Indicaties voor endoscopie bij vermoeden GOR?

A
  1. Typische GOR-symptomen bij iemand van 50 jaar of ouder die nooit eerder (of lang geleden) een endoscopie onderging.
  2. Bij alarmsymptomen
  3. Bij jongere personen die goed antwoorden op acute behandeling, doch bij wie langdurige onderhoudsbehandeling nodig zal zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alarmsymptomen GOR?

A
  • Dysfagie
  • Odynofagie
  • Vermagering
  • Tekenen GI bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathogenese GOR?

A
  • Hiatus hernia/ hernia diaphragmatica
  • Transiënte LES relaxaties
  • Verstoorde slokdarmperistaltiek (zeldzaam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Typische symptomen GOR?

A
  • Pyrosis

- Zure regurgitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extra-oesophageale of atypische symptomen GOR?

A
  • Heesheid
  • Keelschrapen
  • Faryngitis
  • Globusgevoel
  • Chronische hoest
  • Nachtelijke hoestbuien met stridor door volumereflux–> aspiratiepneumonie
  • Onverklaarde retrosternale pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

24 uurs pH metrie/impedantiemeting

A
  • 2de of 3de lijn
  • GOR opsporen bij mensen met atypische symptomen
  • GOR opsporen bij patiënten met typische symptomen, maar die niet voldoende reageren op klassieke behandeling met zuurremmers.
  • Preoperatief om zekerheid te hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hygiëno-diëtische maatregelen

A
  • Vermijden: Alcohol, koffie, chocolade, munt, vet, tabak (verlagen druk in onderste slokdarmsphincter)
  • Vetrijke en overvloedige maaltijden (‘s avonds)
  • Vermageren!
  • Spannende kledij en voorovergebogen houding vermijden.
  • Hoofduiteinde bed ophogen (30 cm).

WERKEN BIJ 1 OP 4 MENSEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Medicamenteuze behandeling GOR

A
  • Antacida
  • Histamine (H2) receptorantagonisten
  • Proton pomp inhibitoren (PPI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Antacida

A
  • Rechtsreeks en onmiddellijke neutralisatie beoogd van de zure reflux.
  • Duur effect is kortstondig.
  • Voor mensen die sporadisch milde klachten hebben.
  • Vb: Rennie
  • Soms toevoeging alginaat
    –> Polysaccharide dat bindt met
    water en een visceuse gom
    maakt dat boven in de maag
    drijft en vermijdt dat zuur in
    de acid pocket van een hernia
    terugvloeit. Best na maaltijd of
    voor slapengaan.
    vb. Gaviscon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Histamine (H2) receptorantagonisten

A
  • Blokkeren H2-receptor op pariëtale cel.
  • Hierdoor verminderen zuurproductie.
  • Efficiëntie beperkt –> milde klachten
    vb. Ranitidine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Proton pomp inhibitoren (PPI)

A
  • EERSTE KEUZE
  • Pas actief in zure milieu maag.
  • Blokkeren H+/K+ ATP-ase pomp pariëtale cel.
  • Effect is snel, langwerkend en krachtig.
  • Geschikt voor langdurig gebruik.
    vb: - azol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indicatie PPI’s + hoe starten?

A
  • Typische symptomen GOR met/zonder geassocieerde refluxoesophagitis.
  • Proefbehandeling bij atypische symptomen.
  • Start 4/8 weken met 20 of 40mg dan stoppen en kijken al dan niet herval.
  • ENKEL INDIEN SYMPTOMEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verwikkelingen gastro-oesophageale reflux

A
  • Peptische slokdarmstrictuur

- Barrettoesophagus (nt reversibel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voornaamste risico voor slokdarmkanker?

A

GOR met tussenstadium Barrettoesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Caustische oesophagitis

A

ALKALI en ZUREN
- Verbranding met transmurale necrose
- Hevige RSP, dysfagie, speekselvloed,
soms larynxoedeem met stridor en shock.
- Endoscopie TEN VROEGSTE 24u na de inname, TEN
LAATSTE 48u nadien.
- NOOIT patiënt laten braken.

MEDICATIE
- Stase waardoor ulceraties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infectieuze oesophagitis

A
  • Diffuse erosieve, ulceratieve oesofagitis
  • Candida Albicans of virussen (Herpes Simplex, cytomegalovirus).
  • Vaak door recent antibiotica of orale corticosteroïden
  • Diabetes mellitus
  • Immunosuppressie.
    BEHANDELING: Antimycoticum/ virostaticum
17
Q

Dysfagie

A
  • ALTIJD EEN ALARMSYMPTOOM –> ENDOSCOPIE maag en slokdarm
  • Oraal ingenomen zaken passeren moeilijker
  • Functioneel of organisch
18
Q

Waar kan pijn afkomstig van de slokdarm soms gevoeld worden?

A
  • Retrosternaal

- Interscapulair

19
Q

Functionele dysfagie

A
  • Verstoorde motiliteit van de slokdarm hierdoor simultaan dysfagie voor vaste en vloeibare voeding.
  • Vaak een lang bestaand verhaal.
20
Q

Organische dysfagie

A
  • Fysieke vernauwing (benigne of maligne)

- Eerst vaste voeding, later vloeistoffen.

21
Q

Wat is achalasie?

A
  • Motiliteitsstoornis van de slokdarm gekenmerkt door verlies aan peristaltiek en inefficiënte relaxatie van de onderste oesophageale sphincter met traag progressieve dysfagie (vast en vloeibaar) als belangrijkste symptoom.
22
Q

Etiopathogenese van achalasie?

A
  1. Insult (+genetische voorbeschiktheid)
  2. Auto-immuun respons
  3. Verschijnen cytotoxische T-cellen
  4. Deze veroorzaken ganglionitis/neuronenverlies
  5. Motiliteitsstoornis (verstoorde relaxatie LES + verlies peristaltiek)
  6. Op termijn dilatatie slokdarm.
23
Q

Hoe stel je de diagnose van achalasie?

A
  • ZEKER ENDOSCOPIE en gouden standaard voor diagnose is hoge resolutie manometrie slokdarm
24
Q

Behandeling achalasie?

A
  • Symptomen onder controle brengen, complicaties vermijden. = ‘Palliatief’
  • Pil (calcium-blokkers/NO donoren) (20%)
  • Botox (remt vrijstelling Ach) (80%)
  • Dilatatie (80%)
  • POEM (90%) –> Kans op reflux (PPI).
25
Q

Eosinofiele oesophagitis

A
  • Chronische en LOKALE immuun-gemedieerde slokdarmaandoening, gekenmerkt door symptomen van slokdarmdysfunctie (dysfagie, impactie) en met histologisch een inflammatie met uitgesproken eosinofielen.
  • NIET PREMALIGNE en GEEN AANLEIDING TOT SLOKDARMKANKER
26
Q

Symptomen eosinofiele oesophagitis?

A

Zuigelingen en jonge kinderen: Braken, voedsel weigeren, buikpijn, niet bijkomen.

Oudere kinderen en volwassenen: Dysfagie belangrijkste, vaak acute voedselimpactie als eerste contact.

Hogere kans op atopie, maar heeft geen zin om bij EoE te testen op allergie.

27
Q

Behandeling eosinofiele oesophagitis?

A
  1. Protonpompinhibitor (2x40mg omeprazole)
  2. Indien onvoldoende
    A. Allergenen vermijden in dieet
    B. Lokale corticoïden (budesonide)
  3. Soms dilatatie nodig.
28
Q

Complicaties eosinofiele oesophagitis?

A

Slokdarmstrictuur of vernauwing