Hoofdstuk 1 Flashcards
moraal
stelstel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen
normen
directe gedragsbepalingen
waarden
aspecten van het leven die we belangrijk vinden
deugden
waarden die wijzen naar karaktereigenschappen
logische kloof tussen zijn en behoren
uit de constatering dat iets het geval is, volgt niet dat we iets zouden moeten doen
funderingsprobleem
onmogelijk tot een ultieme fundering voor ethische stellingnamen te komen
vrijheid
- positief en negatief
- instrumentele waarde
- intrinsieke waarde (symbolisch en expressief)
identiteit
ten dele is identiteit het resultaat van de keuzes die we maken, ten dele gaat identiteit aan die keuzes vooraf
authentieke mens
hij die een juiste balans kent tussen de interne ene externe bronnen van zijn identiteit
consequentialisme
wanneer we kunnen kiezen tussen verschillende handelingen moeten we dat wat tot het beste resultaat leidt doen
utilitarisme
de mate van goedheid van een situatie wordt bepaald door de totale hoeveelheid (netto) geluk in die situatie
bezwaren utilitarisme
- we kunnen niet altijd alle gevolgen van onze handelingen overzien
- consequentialisme: andere overwegingen kunnen ook een rol spelen
- relatie tussen authenticiteit en geluk: altijd alleen maar zoveel mogelijk geluk realiseren?
deontologische ethiek
mensen hebben bepaalde plichten die onafhankelijk zijn van de specifieke gevolgen van onze handelingen
hypothetische imperatieven
geboden die stellen wat we moeten doen gegeven een bepaald doel
De Categorische Imperatief (1)
handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt
- contradictie in de maxime
- contradictie in de wil
De Categorische Imperatief (2)
handel zo dat jij het menszijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander, altijd tegelijk als doe, nooit louter als middel gebruikt.