Hoofdstuk 1 Flashcards

Inleiding: kennismaking met de psychologie

1
Q

Definitie van de psychologie

A

De wetenschappelijke studie van het gedrag en de mentale activiteiten van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doel van de psychologie

A

Gedrag begrijpen en verklaren (verklaringen vinden in de persoon zelf of in de omgevingsfactoren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

We gebruiken slechts 10% van onze hersenen. Juist/ fout?

A

Fout, je gebruikt meer dan 90% van je hersencapaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychologische stress kan je fysiek ziek maken. Juist/ fout?

A

Juist. Stress kan leiden tot psychische klachten én lichamelijke klachten (hartkloppingen, gejaagd gevoel, hoge BD en veel zweten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De kleur rood bestaat alleen als een sensatie in de hersenen. Er is geen ‘rood’ in de wereld buiten het brein. Juist/ fout?

A

Fout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alles dat we meemaken laat een permanente herinnering na in ons geheugen. Juist/ fout?

A

Fout. We maken selecties, want we kunnen niet alles opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intuïtieve mensenkennis

A

Alle inzichten die we opdoen uit onze eigen ervaringen. Dit gebruiken we in onze dagelijkse omgang met de mensen en we denken hier niet over na.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intuïtieve inzichten

A

Toevallig, subjectief, alledaagse leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wetenschappelijke inzichten

A

Objectief, systematisch, gecontroleerde situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Objectieve vaststellingen

A
  • Moeten kunnen worden herhaald
  • Moeten kunnen worden gecontroleerd
    –> objectiviteitsbeginsel (in de psychologie is het minder evident om hiervoor instrumenten te gebruiken)
  • Sommige gegevens zijn niet mogelijk
    –> intersubjectiviteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Objectiviteitsbeginsel

A

Wetenschap moet steeds vertrekken vanuit objectieve gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intersubjectiviteit

A

Mate van overeenkomst tussen verschillende waarnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Technieken die door psychologen worden gebruikt

A
  • Natuurlijke observatie
  • Participerende observatie
  • Ongestructureerd interview
  • Gestructureerd interview
  • Vragenlijsten
  • Gebruik van databanken
  • Fysiologische metingen
  • Psychologische tests
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Natuurlijke observatie

A

Observeren hoe het er in spontane of ‘natuurlijke’ omstandigheden aan toe gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Participerende observatie

A

Meedoen/ mengen met een bepaalde bevolkingsgroep/ een bepaald groepsgebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ongestructureerd interview

A

Interviewtechniek waarbij de interviewer verder ingaat op wat de geïnterviewde zelf aanbrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gestructureerd interview

A

Interviewtechniek met vragen die op voorhand bepaald zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Semigestructureerd interview

A

De voordelen van een ongestructureerd interview en een gestructureerd interview worden gecombineerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vragenlijsten

A

Gebruik maken van vragenlijsten om informatie te verzamelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gebruik van databanken

A

Om gegevens over menselijk gedrag, psychische gezondheid, persoonlijkheid en andere variabelen te verzamelen, op te slaan en te analyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Fysiologische metingen

A

Vastleggen van verschillende lichamelijke functies en processen.

22
Q

Psychologische tests

A

Procedures waarmee psychologen verschillende aspecten van gedrag, emoties, cognitie en persoonlijkheid meten.

23
Q

Systematische observaties

A

Representativiteit (toevallige steekproef), in gecontroleerde situaties (geen storende factoren, daarom vaak in laboratoriumomstandigheden)

24
Q

Verbanden zoeken: intuïtief

A

Zoeken naar verbanden gebeurt eenvoudig en oppervlakkig. Eén keer voorkomen is voldoende om een verband te zien, niet gecontroleerd.

25
Q

Verbanden zoeken: wetenschappelijk

A

Methodisch onderzoek via een bepaalde methode die geaccepteerd is. Inkaderen in een bredere theorie + empirische toetsing.

26
Q

Methodisch werken

A

Verschillende mogelijkheden om te zoeken naar samenhang:
- De beschrijvende methode
- De verkennende methode
- De verklarende methode

27
Q

De beschrijvende methode

A

Kwalitatief, gevalstudies, levert vaak hypothesen op die nadien kunnen worden onderzocht. Echter blijft het subjectief en is het gebaseerd op een beperkt aantal gevallen.

28
Q

De verkennende methode

A

Onderzoeken van samenhangen en verschillen tussen fenomenen. Gegevens verzamelen van een grote groep individuen (kwantitatief of kwalitatief)
–> Variabele (geslacht, leeftijd, intelligentieniveau).

29
Q

Verkennende methode, voorbeeld: Is er een verband tussen het kijken naar agressieve films en agressief gedrag?

A

Welke variabelen?
Hoe meten?
Mogelijke verbanden?
- Positieve correlatie
- Negatieve correlatie
- Nulcorrelatie

30
Q

De verklarende methode

A
  • gebaseerd op het systematisch manipuleren van één of meer variabelen, waarvan het effect op een andere variabele wordt nagegaan
  • het cijfermateriaal dat hieruit voortkomt wordt statistisch verwerkt –> kwantitatieve methode
31
Q

https://gizmo.ai/community/deck/7457587?featureId=6

32
Q

De experimentele methode

A
  • afhankelijke variabele: te meten variabele
  • onafhankelijke variabele: variabele die gemanipuleerd wordt of verandert
  • onder controle houden van storende variabelen
    experimentele groep en controle groep
33
Q

Empirische toetsing

A
  • wetenschappelijke beweringen zijn steeds voorlopig –> falsificatie en verificatie
  • ontstaan van wetten
  • ingebed in de empirische cyclus
34
Q

Empirische cyclus: de zes stappen

A
  1. eerste (toevallige) vaststelling
  2. formuleren van hypothesen (inductie)
  3. afleiden van toetsbare veronderstellingen (deductie)
  4. toetsingsfase
  5. nagaan of hypothese houdbaar is
  6. eventueel formuleren van een nieuwe hypothese
35
Q

Geschiedenis van de psychologie

A

Psychologie heeft een ver verleden maar een korte geschiedenis

36
Q

De verre voorgeschiedenis

A

Intuïtieve psychologie
- zo oud als de mens zelf
- vastgelegd in spreekwoorden, mythes, gezegden, …
filosofie
- 4e eeuw v. Chr/: Oude Griekenland
- meer expliciete manier van denken
- systematiek in inzichten

37
Q

De meer directe voorgeschiedenis

A

16e eeuw
- ontdekkingreizen; boekdrukkunst; herontdekking van de antieke geschriften
- sterrenkunde: copernicus, keppler, galileo
- fysica: newton
- chemie: robert Boyle
- anatomie: vesalius

38
Q

De meer directe voorgeschiedenis: ontwikkelingen in de filosofie

A
  • descartes (1596 - 1650): rationalisme - “ik denk dus ik ben”
    –> belang van logisch denken
    –> ontstaan van het dualisme (de geest en de materie - ziel en lichaam)
  • John Locke (1632 - 1704): emperisten
    –> tabula rasa
    –> bestudering van het bewustzijn
39
Q

De meer directe voorgeschiedenis: impulsen vanuit de natuurwetenschappen

A
  • Psychofysica –> ontdekking van wetmatigheden
  • vb. Ernest Weber: minimum verschil intensiteit bij waarneming
40
Q

De psychologie als wetenschap van het bewustzijn

A

Wundt en het structuralisme (1832 - 1920)
- oprichting laboratorium experimentele psychologie (1879 - Leipzig)
- introductie van de experimentele methode
Titchener en het structuralisme
- analyse van de structuur van de geest
- gebruik van introspectie
- experimentele bewustzijnspsychologie en structuralisme

41
Q

De psychologie als wetenschap van het bewustzijn: het functionalisme

A
  • tegenreactie uit Amerika
  • de werking van het bewustzijn
  • functionalistische bewustzijnspsychologie
  • experimenten en introspectie
  • later aangevuld met externe observatie
  • inschakelen van dierproeven: als middel - link met de evolutietheorie van Darwin
42
Q

De behavioristische revolutie

A
  • Pavlov: klassieke conditionering
  • stichter van het amerikaans behaviorisme: Watson
    • S - R verbindingen
    • hoe kunnen complexe gedragingen opgebouwd worden vanuit eenvoudige deelreacties
    • kleine Albert
43
Q

Nieuwe klemtonen in Europa: de gestaltpsychologie

A
  • waarneming als een gestalt (geheel)
  • vooral studie van de waarneming
  • Köhler toepassing op het denken: leren is meer dan S-R reacties: aha-erlebnis (het ineens vatten van een oplossing)
  • lewin: toepassen op sociale psychologie - groepsdynamica
44
Q

Nieuwe klemtonen in Europa: de dieptepsychologie

A
  • Sigmund Freud (1856 - 1939): psychoanalyse
    • belang van het onbewuste
    • belevingsinhouden die werden ‘verdrongen’, maar die toch een invloed hebben op ons gedrag
  • leerlingen: Jung en Lacan
45
Q

Amerika en de herontdekking van het innerlijke: het neobehaviorisme (Robert Woodworth)

A
  • aanvullingen op het behaviorisme
    • iemands reactie is mede-afhankelijk van factoren binnen het organisme
    • S - O - R schema
    • O = organisme: innerlijke van het individu
    • aandacht, geheugen, denken, behoeften, verlangens, emoties, …
    • innerlijke processen zijn een noodzakelijk middel om zichtbaar gedrag te verklaren
46
Q

Amerika en de herontdekking van het innerlijke: de humanistische psychologie

A
  • psychologie van de derde weg
  • Maslow: motivatietheorie
  • Rogers: cliënt gerichte psychotherapie
    ontbreken van thema’s als creativiteit, vriendschap, streven naar geluk, …
    vooral tijdelijk verschijnsel –> wel invloed op latere evolutie
47
Q

Hedendaagse stromingen in de psychologie: de cognitieve psychologie

A
  • vooral bezig met de studie van de waarneming, het geheugen en het denken
  • mensen zijn actieve informatieverwerkers
  • black box –> white box
  • op basis van experimenten
48
Q

Hedendaagse stromingen in de psychologie: de biologische psychologie

A
  • eerste aanzet: ethologie
    • Konrad Lorenz en Nikolaas Timbergen
    • onderzoek van Nikolaas Timbergen bij stekelbaarzen
  • sociobiologie
    • biologische en erfelijke grondslag voor typisch menselijk gedrag
    • parallellen met andere diersoorten
    • vb. behulpzaamheid bij de mieren
  • evolutionaire psychologie
    • evolutionaire wortels in ons gedrag
    • vb. partnerkeuze, trouw en ontrouw, wedijver en solidariteit
  • fysiologische psychologie: invloed van de fysiologische processen op ons gedrag
  • psychofysiologie: invloed van ons psyche op de fysiologische processen (vb. stress)
  • neuropsychologie
49
Q

Hedendaagse stromingen in de psychologie: de positieve psychologie

A
  • 1998: Seligman
  • gebaseerd op de humanistische psychologie
  • vertrekken vanuit eenzelfde mensvisie
  • oog voor positieve groeikansen
  • promoten van het psychosociale welbevinden
  • verschillende initiatieven vinden hun oorsprong in de positieve psychologie: vb. de geluksdriehoek, the Happiness coach
50
Q

Welke verschillende domeinen kan je onderscheiden binnen de theoretische psychologie? Geef telkens een korte omschrijving.

A

Cognitieve psychologie
- Bestudeert mentale processen zoals waarnemen, denken, leren, geheugen, probleemoplossen en taal.
- Doel is om te begrijpen hoe mensen informatie verwerken en gebruiken.

Ontwikkelingspsychologie
- Richt zich op de psychologische veranderingen die plaatsvinden gedurende de levensloop, van kindertijd tot ouderdom.
- Onderzoekt onderwerpen zoals cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling.

Persoonlijkheidspsychologie
- Analyseert de unieke en stabiele patronen van gedachten, emoties en gedragingen die een persoon onderscheiden.
- Behandelt theorieën over temperament, karakter en individuele verschillen.

Sociale psychologie
- Onderzoekt hoe mensen elkaar beïnvloeden in sociale interacties.
- Behandelt thema’s zoals conformiteit, attitudes, groepsdynamiek en interpersoonlijke relaties.

Biologische psychologie (of neuropsychologie)
- Bestudeert de biologische basis van gedrag en mentale processen.
- Onderzoekt de rol van hersenen, zenuwstelsel, hormonen en genetica in psychologisch functioneren.

Abnormale psychologie
- Richt zich op afwijkend gedrag en psychologische stoornissen.
- Onderzoekt de oorzaken, symptomen en behandelingen van mentale aandoeningen.

Emotiepsychologie
- Analyseert de aard, oorsprong en effecten van emoties.
- Onderzoekt hoe emoties invloed hebben op gedrag en besluitvorming.

Motivatiepsychologie
- Bestudeert de drijfveren achter menselijk gedrag.
- Onderzoekt intrinsieke en extrinsieke motivaties en hun invloed op prestaties en keuzes.

Methodologie en epistemologie
- Onderzoekt hoe kennis wordt verkregen binnen de psychologie en welke onderzoeksmethoden geschikt zijn.
- Behandelt filosofische kwesties over wat valide psychologische kennis is.

Theoretische integratie en metatheorie
- Bestudeert hoe verschillende theorieën binnen de psychologie met elkaar samenhangen of geïntegreerd kunnen worden.
- Reflecteert op de grondslagen, aannames en beperkingen van psychologische theorieën.

Cultuurpsychologie
- Onderzoekt de invloed van culturele contexten op menselijk denken en gedrag.
- Analyseert hoe psychologische processen verschillen tussen en binnen culturen.

Evolutiepsychologie
- Bekijkt menselijk gedrag en mentale processen vanuit een evolutionair perspectief.
- Stelt dat veel psychologische eigenschappen adaptaties zijn die overleving en voortplanting bevorderden.

51
Q

Welke verschillende domeinen kan je onderscheiden binnen de toegepaste psychologie? Geef telkens een korte omschrijving.

A

Klinische psychologie
- Richt zich op de diagnose, behandeling en preventie van mentale en emotionele stoornissen.
- Omvat therapieën zoals cognitieve gedragstherapie, psychodynamische therapie en systeemtherapie.

Gezondheidspsychologie
- Bestudeert hoe psychologische, biologische en sociale factoren gezondheid en ziekte beïnvloeden.
- Richt zich op gedragsverandering, stressmanagement en het bevorderen van gezond gedrag.

Arbeids- en organisatiepsychologie
- Analyseert gedrag en processen binnen werkcontexten.
- Onderwerpen zijn onder meer leiderschap, teamdynamiek, werktevredenheid en personeelsselectie.

Onderwijspsychologie
- Onderzoekt hoe mensen leren en welke factoren dit proces bevorderen of belemmeren.
- Toegepast in het ontwerpen van onderwijsprogramma’s, lesmethoden en interventies voor leerproblemen.

Forensische psychologie
- Gebruikt psychologische kennis in juridische en strafrechtelijke contexten.
- Behandelt zaken zoals daderprofielen, getuigenverklaringen en de geestelijke toestand van verdachten.

Sport- en prestatiepsychologie
- Ondersteunt atleten en andere performers bij het verbeteren van prestaties, omgaan met druk en ontwikkelen van mentale veerkracht.
- Behandelt onderwerpen zoals motivatie, zelfvertrouwen en teamdynamiek.

Consumentenpsychologie
- Onderzoekt consumentengedrag om marketingstrategieën en productontwikkeling te optimaliseren.
- Analyseert koopmotieven, merkloyaliteit en de invloed van reclame.

Milieu- en duurzaamheidspsychologie
- Bestudeert de interactie tussen mensen en hun fysieke omgeving.
- Richt zich op gedragsverandering ter bevordering van duurzaamheid en milieubehoud.

Revalidatiepsychologie
- Begeleidt mensen bij het herstellen van fysieke, cognitieve en emotionele gevolgen van letsel of ziekte.
- Ondersteunt patiënten bij het omgaan met beperkingen en het hervinden van autonomie.

Verkeers- en mobiliteitspsychologie
- Onderzoekt menselijk gedrag in verkeerssituaties om de veiligheid en efficiëntie van mobiliteitssystemen te verbeteren.
- Behandelt onderwerpen zoals verkeersveiligheid, gedrag van bestuurders en acceptatie van nieuwe technologieën.

Toegepaste cognitieve psychologie
- Richt zich op de toepassing van cognitieve principes in praktische situaties, zoals gebruiksvriendelijke technologie of het verbeteren van menselijke prestaties in complexe systemen.
- Vaak toegepast in human factors engineering en UX-design.

Community psychology (gemeenschapspsychologie)
- Werkt aan sociale verandering en het verbeteren van welzijn op gemeenschapsniveau.
- Focus op empowerment, sociale rechtvaardigheid en preventieve interventies.

Militaire psychologie
- Ondersteunt militaire operaties door de selectie en training van personeel en het bevorderen van mentale veerkracht.
- Behandelt ook onderwerpen zoals trauma en posttraumatische stressstoornis (PTSS).

Neuropsychologie
- Combineert psychologie en neurologie om gedrag en cognitieve functies in relatie tot hersenschade of afwijkingen te bestuderen.
- Toegepast in diagnose en revalidatie van neurologische aandoeningen.

Schoolpsychologie
- Begeleidt leerlingen bij leer- en gedragsproblemen in scholen.
- Samenwerking met ouders, leerkrachten en andere professionals om de leeromgeving te optimaliseren.

52
Q

Wat is het verschil tussen psychiatrie en psychologie?

A

Psychiatrie: Medisch specialisme gericht op het diagnosticeren en behandelen van mentale aandoeningen met biologische oorzaken. Psychiatrische behandeling kan medicatie omvatten en wordt uitgevoerd door een arts (psychiater).

Psychologie: Wetenschappelijke discipline gericht op het bestuderen van menselijk gedrag, gedachten en emoties. Psychologen bieden vaak gesprekken of therapieën aan en hebben doorgaans geen medische opleiding, behalve klinische psychologen met specifieke behandelcertificeringen.